Aan elkaar of los

Aan elkaar of los
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je kent de regels van los en aan elkaar schrijven.

* Je kunt de woorden goed schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


Kies de juiste schrijfwijze

A
Zuid Limburg
B
Zuid-Limburg

Slide 8 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Twee krenten bollen
B
Tweekrentenbollen
C
Twee krentenbollen

Slide 9 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Af zuigkap
B
Afzuigkap
C
Afzuig kap

Slide 10 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Autobedrijf Den Hartogh
B
Auto bedrijf Den Hartogh
C
Auto bedrijf DenHartogh

Slide 11 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Beenham salade
B
Beenhamsalade

Slide 12 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
bibliotheekboeken
B
bibliotheek boeken

Slide 13 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
parkeer plaatsen
B
parkeerplaatsen

Slide 14 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Noord Brabant
B
Noord-Brabant
C
Noordbrabant

Slide 15 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
buitenboordmotor
B
buiten boordmotor
C
buiten boord motor

Slide 16 - Quizvraag

Werkboek
Ga naar je werkboek blz. 88 en maak opdracht 1 t/m 3.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zoek op Google naar taalvoutjes.
Kies een afbeelding waar een taalfout opstaat, waar woorden aan elkaar hadden geschreven moeten worden. Upload het plaatje hier.

Slide 19 - Open vraag

Moet het deel tussen [ ] wel of niet aan elkaar?

Ik heb vorige week een [fantastische film] gezien.

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 20 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Met deze [hout snippers] kun je een mooi vuur maken

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 21 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Het [kleine kind] zeurde de hele tijd bij zijn vader.

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 22 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Meneer Sanders is heel trots op zijn [klein kind].

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 23 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Hou jij van [oorlogs boeken?]

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 24 - Quizvraag

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm.

Slide 25 - Tekstslide

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat

Slide 26 - Tekstslide

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat

Slide 27 - Tekstslide