Laat de formule zien en leg uit hoe deze wordt gebruikt om de arbeidsfactor te berekenen.
Voorbeeld 1
Een apparaat heeft een werkelijk vermogen van 500 W en een schijnbaar vermogen van 1000 VA. Bereken de arbeidsfactor.
Slide 8 - Tekstslide
Laat de leerlingen de arbeidsfactor berekenen met behulp van de formule. Bespreek vervolgens het antwoord.
Voorbeeld 2
Een apparaat heeft een arbeidsfactor van 0,8 en een schijnbaar vermogen van 1200 VA. Bereken het werkelijke vermogen.
Slide 9 - Tekstslide
Laat de leerlingen het werkelijke vermogen berekenen met behulp van de formule. Bespreek vervolgens het antwoord.
Voordelen
Een hoge arbeidsfactor zorgt voor efficiënter gebruik van energie en kan leiden tot lagere energiekosten.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit waarom een hoge arbeidsfactor belangrijk is en wat de voordelen zijn.
Apparaten
Sommige apparaten hebben een ingebouwde correctiefactor om de arbeidsfactor te verbeteren.
Slide 11 - Tekstslide
Geef voorbeelden van apparaten die een correctiefactor hebben en leg uit hoe deze werkt.
Praktijkvoorbeeld
Laat de leerlingen een praktijkvoorbeeld bedenken waarbij een lage arbeidsfactor een probleem kan veroorzaken.
Slide 12 - Tekstslide
Laat de leerlingen in groepjes werken en hun bevindingen presenteren aan de klas.
Quiz
Test de kennis van de leerlingen met een quiz over arbeidsfactor.
Slide 13 - Tekstslide
Gebruik een online tool zoals Kahoot! om de quiz interactief te maken.
Herhaling
Herhaal de belangrijkste concepten en definities van de les.
Slide 14 - Tekstslide
Zorg ervoor dat de leerlingen de belangrijkste concepten begrijpen voordat ze de les verlaten.
Toepassingen
Laat de leerlingen nadenken over hoe ze hun kennis over arbeidsfactor kunnen toepassen in hun dagelijks leven.
Slide 15 - Tekstslide
Stimuleer de leerlingen om creatief te zijn en verschillende toepassingen te bedenken.
Reflectie
Laat de leerlingen reflecteren op wat ze hebben geleerd en hoe ze hun begrip van arbeidsfactor kunnen verbeteren.
Slide 16 - Tekstslide
Stimuleer de leerlingen om hun gedachten te delen en feedback te geven op elkaars reflecties.
Bronnen
Zorg voor een lijst met bronnen die de leerlingen kunnen gebruiken om hun kennis te verdiepen.
Slide 17 - Tekstslide
Zorg ervoor dat de bronnen betrouwbaar zijn en geschikt zijn voor de leeftijd van de leerlingen.
Einde
Bedank de leerlingen voor hun deelname en moedig hen aan om vragen te stellen als ze iets niet begrijpen.
Slide 18 - Tekstslide
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 21 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.