herhaling observeren en feedback geven

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
mentorMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat Gordon bekend om?
A
Ik-boodschap en 3G methode
B
Halo - effect
C
4G methode
D
Johari venster

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief observeren?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het Horn effect in?
A
Iemand heeft een positieve eigenschap, die invloed heeft op je hele kijk op die persoon
B
Iemand heeft een negatieve eigenschap, die invloed heeft op je hele kijk op die persoon
C
Manier waarop je iemand observeert
D
vooroordeel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke valkuilen van Observeren zijn er?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je opletten bij het GEVEN van feedback?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de 4 G's van het 4G model

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk term hoort niet in het rijtje van het Johari venster thuis?
A
open
B
gewenst
C
Verborgen
D
Onbekend

Slide 13 - Quizvraag

Open: gedrag, kennis en houding ten opzichte van bepaalde onderwerpen. (is bekend bij jou)
Blinde vlek: gaat over wat niet bekend is bij jou. (vb gebruik van een stopwoord)
Verborgen gebied: je houdt bewust iets verborgen.(vb schaamte)
Onbekende gebied: het is niet bekend, dus je kunt er niet over communiceren

Casus vraag: A. heeft moeite met concentreren. Je wilt weten hoe vaak A. om zich heen kijkt tijdens de uitleg. Hoe ga je observeren?
A
ongestructureerde observatie
B
gestructureerde observatie
C
participerend
D
waarnemen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke manieren van observeren zijn er?

Slide 15 - Open vraag

Participerend: je observeert terwijl je iets met de leerling doet
Niet participerend: je observeert van een afstand
Ongestructureerd: je wil kijken wat er gebeurt. Beschrijvend.
Gestructureerd: je wil weten hoe vaak of hoelang iets gebeurt. Turven.

Welke achtergrondgegevens heb je nodig voor je observatieplan?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort NIET in je beginsituatie van je observatieplan?
A
reden van observatie
B
Gewenst gedrag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat beschrijf je in je beginsituatie van je observatieplan?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun je een voorbeeld subjectieve waarneming beschrijven?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe geef je feedback volgens de sandwich methode?
A
Wat ging goed (TOP), Wat kan beter (TIP), Positieve samenvatting (TOP)
B
Ik boodschap
C
Gedrag (emotie), Gevoel (Waarneming) , Gedachte (denken)
D
Open, blinde vlek, verborgen, onbekend

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf een objectieve waarneming

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is je eerste indruk belangrijk?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies