Pearson section 2

Pearson section 2
Ready, set and go!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pearson section 2
Ready, set and go!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 1
You will know how to use adjectives and why you have to use them.




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which words would you use to describe the
room you are in right now?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives
Adjectives? Remember those?
A bitter lemon!

Make an example sentence per picture.

Slide 4 - Tekstslide

a cuddly cat 
a deafening sound
an indigo bird
sparse hair
narrow branch
old shoe
rapid rabbit

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Describe yourself!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjective game

Slide 7 - Tekstslide

Studenten kijken individueel naar het plaatje en proberen zoveel mogelijk adjectives op te schrijven. 

Daarna controleren in pairs en dan doorstrepen welke woorden ze gelijk hadden.  Daarna gaan de studenten hun woorden tellen.

De student met de meeste woorden in het paartje wint.
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 2
You will know how to use linking words/conjuctions.




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Why use a conjunction?
  • om twee dingen aan elkaar te verbinden
  • kunnen woorden, zinsdelen of zinnen zijn
  • je geeft aan wat de relatie is tussen beide delen (opsomming, reden, tegenstelling,.....) 
Why use a 
linking word / conjunction?

Slide 11 - Tekstslide

Picture = spaghetti junction Birmingham.
Why use a conjunction?
              ... ... ...               
AND   BUT   BECAUSE   THEREFORE   WHILE

Slide 12 - Tekstslide

Make a sentence using one of the conjunctions.

The cat was sleeping, while the dog was barking.
Write down examples
of an English conjunction (voegwoord).

Denk aan: 
opsomming - keuze - oorzaak - gevolg - tegenstelling - 
tijd - voorwaarde.
You may use Google to find out!

timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Remember them from the CE preparation?
Let's answers the questions.
Add conjunctions and adjectives. Be creative!
Work in two groups: e.g. I like sweet chocolate, because....

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 3
You will know how to describe a picture. 




Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Watch the video: tips

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 4
You will know what sections 1 and 2 of the exam look like. 




Slide 31 - Tekstslide

Go to Pearson and show the students what sections 1 and 2 look like. 
Don't forget
You need your username and password to login into the computer.

Test jouw gebruikersnaam en wachtwoord dus even van tevoren op een computer van school.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Dessert 1.1

Four flags
- UK, Canada, Australia = Common Wealth
- USA = Independent

Four flags
- UK, USA, Australia = red, white and blue
- Canada = red and white

Four flags
- British Pounds
- Canadian, American, Australian dollars