24/25 18 februari

Comment tu reconnais une fausse nouvelle?
synonyme
le contraire
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Comment tu reconnais une fausse nouvelle?
synonyme
le contraire

Slide 1 - Tekstslide

  • vraies nouvelles ou fake news?
  • la grammaire: le verbe écrire. décrire, s'inscrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik wat het schrijfgedeelte inhoud in TW3
  • heb ik geoefend met de werkwoorden écrire en décrire
  • begrijp ik hoe wederkerende werkwoorden werken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfopdracht toetsweek
Il s'est passé quelque chose de bizarre et tu en parles avec une amie sur WhatsApp.  
Je gaat volgende vragen beantwoorden
Qu'est-ce qui c'est passé?
Qu' est-ce que tu as fait?
Où?
Quand?
Pourquoi?

Valérie : Pendant la nuit ?
6 Toi : ja – heb geprotesteerd
Valérie : Tu as raison. Ils se sont excusés ?
7 Toi : ja – en ze zijn meteen gestopt







Slide 4 - Tekstslide

Exercice 30 blz 126
1 Qu’est-ce qui s’est passé ?
2 Qui a trouvé le cambrioleur ?
3 Où est-ce que tu as trouvé le cambrioleur ?
4 Quand est-ce que le cambriolage a eu lieu ?
5 Pourquoi est-ce que le cambrioleur est entré dans leur maison ?

Slide 5 - Tekstslide

écrire - les fausses nouvelles
Travaillez à deux 
je ziet straks een aantal zinnen 
-neem ieder een andere zin 
- schrijf deze zin op verzin nog een zin 
- geef het blaadje aan je buur
- deze schrijft weer een zin en geeft het weer terug 
- hoe lang wordt jullie verhaal?






Slide 6 - Tekstslide

Les fausses nouvelles
Adam est amoureux d'Eva
La prof est enceinte
Le chien a mangé le chat
Hier, j'ai bu quatre litres de coca
mon père est l'homme le plus fort du monde
J'aime les barbies
of verzin een eigen beginzin in het Frans en geef blaadje door.

timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis werkwoorden

écrire: schrijven 
décrire: beschrijven
s'inscrire: inschrijven

Onregelmatige werkwoorden. 
Maar minder lastig te onthouden dan je denkt

Slide 8 - Tekstslide


écrire: j'écris une lettre
décrire: Je décris le garçon à mon amie
s'inscrire: nous nous inscrivons pour la fête

Wat betekenen de werkwoorden?
Hoe maak je de stam?
passé composé être/avoir?

Slide 9 - Tekstslide

le présent - de tegenwoordige tijd
hele werkwoord min  "re" 
écrire-> écri
+ uitgangen  
je= s
tu=s
il/elle/on=t
nous=vons
vous=vez
ils/elles= vent


Slide 10 - Tekstslide

écrire - présent

j'écris
tu écris
il écrit
nous écrivons
vous écrivez
ils écrivent
schrijven - tegenwoordige tijd

ik schrijf
jij schrijft
hij schrijft
wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven
Hoe vervoeg je nu het werkwoord décrire?

Slide 11 - Tekstslide

s'inscrire - présent

je m'inscris
tu t'inscris
il s'inscrit
nous nous inscrivons
vous vous  inscrivez
ils s'inscrivent
schrijven - tegenwoordige tijd

ik schrijf me in
jij schrijft je in
hij schrijft zich in
wij schrijven ons in
jullie schrijven jullie in
zij schrijven zich in

Slide 12 - Tekstslide

écrire - passé composé
Le passé composé
avoir +  écrit
J'ai écrit
tu as écrit
il/elle/ on a écrit
... etc.
ik heb geschreven
Hoe vervoeg je nu het werkwoord décrire?

Slide 13 - Tekstslide

futur 
(ik zal schrijven)
stam: écrir
+ uitgangen van "avoir"
ai,as,a,ons,ez,ont

J'écrirai
tu écriras
il/elle/on écrira
...

Futur du Passé 
(ik zou schrijven)
stam: écrir
+ uitgangen van imparfait
ais,ais,ait,ions,iez,aient

J'écrirais
tu écrirais
il/elle/écrirait
...




Slide 14 - Tekstslide

décire (beschrijven) en s'inscrire (inschrijven)
Deze vervoeg je op dezelfde manier.

j'écris = ik schrijf     |     je décris = ik beschrijf     |     je m'inscris = ik schrijf me in
j'ai écrit = ik heb geschreven                                   |     j'ai décrit = ik heb beschreven enz.

TIP! Wederkerende werkwoorden (met se, zoals s'inscrire) vervoeg je in de voltooide tijd altijd met hulpwerkwoord être (zijn).
VOORBEELD: je me suis inscrit = ik heb me ingeschreven

Slide 15 - Tekstslide

Wat valt je op aan de zin?
"Vous vous êtes déjà inscrits sur notre site?"


Slide 16 - Tekstslide

Wat valt je op aan de zin?
"Vous vous êtes déjà inscrits sur notre site?"


Wederkerend
voornaamwoord
Hulpwerkwoord être
dus +s +e of +es

Slide 17 - Tekstslide

je
me
ik
me
tu
te
jij
je
il/elle/on
se
hij/zij/het
zich
nous
nous
wij
ons
vous
vous
jullie/u
je/zich
ils/elles
se
zij
zich

Slide 18 - Tekstslide

Ex. 8B
1. jij schrijft
2. ik schreef
3. ik schrijf me in
4. wij schreven
5. u beschrijft
6. hebben niet geschreven
7. Sonia beschrijft
8. hebben jullie je ingeschreven
9. Wij zullen schrijven
10. U schrijft

Ex. 8C
1. Tu écris
2. J'ai écrit
3. Vous écrivez
4. Nous nous inscrirons
5. Ces élèves écrivent
6. Adam décrira
7. on a écrit
8. j'écris
9. il s'inscrit
10. Mon frère décrit
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Ex. 8B
1. jij schrijft
2. ik schreef
3. ik schrijf me in
4. wij schreven
5. u beschrijft
6. hebben niet geschreven
7. Sonia beschrijft
8. hebben jullie je ingeschreven
9. Wij zullen schrijven
10. U schrijft

Ex. 8C
1. Tu écris
2. J'ai écrit
3. Vous écrivez
4. Nous nous inscrirons
5. Ces élèves écrivent
6. Adam décrira
7. on a écrit
8. j'écris
9. il s'inscrit
10. Mon frère décrit

Slide 20 - Tekstslide

Ex. 8D voorbeeldzinnen


1. Tu as décrit le collège du futur.
2. Vous écrirez un message sur internet.
3. Elle s'inscrit à un cours de chinois.
4. On écrivait les devoirs dans notre cahier.
5. Nous avons décrit l'accident dans la rue
6. Je vais m'inscrire à l'université de Paris.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de futur voor tijd?
A
Onvoltooid verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Voltooid tegenwoordige tijd
D
Toekomende tijd

Slide 22 - Quizvraag

De passé composé van écrire bestaat uit:
A
onderwerp+avoir+écriré
B
onderwerp+avoir+écrié
C
onderwerp+avoir+écrit
D
onderwerp+avoir+écris

Slide 23 - Quizvraag

Kies en sleep de juist vertaling

Zij schrijven


Ik heb geschreven

Hij  zal schrijven
Jullie hebben geschreven
Vous avez écrit
Elles écrivent
J'ai écrit
Il écrira

Slide 24 - Sleepvraag

Combineer ww écrire met de juiste tijden.
j'écris 
tu as écrit 
ils écriront

présent 

Futur

passé composé 

Slide 25 - Sleepvraag

ik zal schrijven
Jij zult schrijven
Hij zal schrijven
Wij zullen schrijven
Jullie zullen schrijven
Zij zullen schrijven
nous écrirons
Vous écrirez
Ils écriront
J'écrirai
Tu écriras
Il écrira

Slide 26 - Sleepvraag

ik schrijf
A
je écris
B
j'écris
C
j'écrit
D
j'écrire

Slide 27 - Quizvraag

wij schrijven
A
vous écrivez
B
vous écrirez
C
nous écrirons
D
nous évrivons

Slide 28 - Quizvraag

nous avons écrit
A
wij hebben geschreven
B
jullie hebben geschreven
C
wij schreven
D
jullie schreven

Slide 29 - Quizvraag

ils écriront
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur

Slide 30 - Quizvraag

ils ont écrit
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur

Slide 31 - Quizvraag

We gaan oefenen
Stap 1

Slide 32 - Tekstslide

Ex. 8D voorbeeldzinnen
1. Tu as décrit le collège du futur.
2. Vous écrirez un message sur internet.
3. Elle s'inscrit à un cours de chinois.
4. On écrivait les devoirs dans notre cahier.
5. Nous avons décrit l'accident dans la rue
6. Je vais m'inscrire à l'université de Paris.
Ex 8E
1. a pris
2. prenez
3. voient
4. voyons
5. prends
6. prenons
7. avez vu
timer
2:00

Slide 33 - Tekstslide