2024 les 1

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Het werkwoord écrire (décrire. s'inscrire)

- écrire vervoegen de présent, passé composé en de futur 

- herkennen in welke tijd een werkwoord staat

- vertalen wat de vervoegingen betekenen in het Nederlands

blz 105

Betekenis werkwoorden

écrire: schrijven 

décrire: beschrijven

s'inscrire: inschrijven

le présent - de tegenwoordige tijd

hele werkwoord min  "re" 

écrire-> écri

+ uitgangen van de werkwoorden op "re"

je= s

tu=s

il/elle/on=t

nous=vons

vous=vez

ils/elles= vent

écrire - présent

j'écris

tu écris

il écrit

nous écrivons

vous écrivez

ils écrivent

schrijven - tegenwoordige tijd

ik schrijf

jij schrijft

hij schrijft

wij schrijven

jullie schrijven

zij schrijven

Hoe vervoeg je nu het werkwoord décrire?

s'inscrire - présent

je m'inscris

tu t'inscris

il s'inscrit

nous nous inscrivons

vous vous  inscrivez

ils s'inscrivent

schrijven - tegenwoordige tijd

ik schrijf me in

jij schrijft je in

hij schrijft zich in

wij schrijven ons in

jullie schrijven jullie in

zij schrijven zich in

écrire - passé composé

Le passé composé	avoir + écrit
J'ai écrit tu as écrit il/elle/ on a écrit ... etc.	ik heb geschreven

Hoe vervoeg je nu het werkwoord décrire?

futur 

(ik zal schrijven)

stam: écrir

+ uitgangen van "avoir"

ai,as,a,ons,ez,ont

J'écrirai

tu écriras

il/elle/on écrira

...

Futur du Passé 

(ik zou schrijven)

stam: écrir

+ uitgangen van imparfait

ais,ais,ait,ions,iez,aient

J'écrirais

tu écrirais

il/elle/écrirait

...

Wat is de futur voor tijd?

1. Onvoltooid verleden tijd
2. Tegenwoordige tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Toekomende tijd

De passé composé van écrire bestaat uit:

1. onderwerp+avoir+écriré
2. onderwerp+avoir+écrié
3. onderwerp+avoir+écrit
4. onderwerp+avoir+écris

Kies en sleep de juist vertaling

Zij schrijven

Ik heb geschreven

Hij  zal schrijven

Jullie hebben geschreven

Vous avez écrit

Elles écrivent

J'ai écrit

Il écrira

Combineer ww écrire met de juiste tijden.

j'écris 

tu as écrit 

ils écriront

présent 

Futur

passé composé 

ik zal schrijven

Jij zult schrijven

Hij zal schrijven

Wij zullen schrijven

Jullie zullen schrijven

Zij zullen schrijven

nous écrirons

Vous écrirez

Ils écriront

J'écrirai

Tu écriras

Il écrira

ik schrijf

1. je écris
2. j'écris
3. j'écrit
4. j'écrire

wij schrijven

1. vous écrivez
2. vous écrirez
3. nous écrirons
4. nous évrivons

nous avons écrit

1. wij hebben geschreven
2. jullie hebben geschreven
3. wij schreven
4. jullie schreven

ils écriront

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

ils ont écrit

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

Vous écrirez =
twee antwoorden mogelijk

1. jullie zullen schrijven
2. jullie schrijven
3. u zult schrijven
4. zij zullen schrijven