2bkt1 Taalkundig ontleden: woordsoorten

Welkom 2bkt1
We beginnen met 10 minuten stillezen
Spullen voor de les:
Leesboek
Lesboek, schrift + pen
Laptop (opgeladen)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2bkt1
We beginnen met 10 minuten stillezen
Spullen voor de les:
Leesboek
Lesboek, schrift + pen
Laptop (opgeladen)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Lezen!
  • Lesdoelen
  • Uitleg: fictieopdrachten
  • Terugblik uitleg: grammatica woordsoorten
  • Zelfstandig werken
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Vlog

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Fictiedossier
Keuzeopdrachten:
*Boekposter/ folder
*Recensie schrijven
*Interview favoriete personage
(Teams/ NL 2023.2024)

Slide 5 - Tekstslide

Taalkundig ontleden: 
Bijvoeglijke naamwoorden
Voegwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Na deze les weet je wat de kenmerken van het bijvoeglijk naamwoord zijn.
- Na deze les kun je bijvoeglijke naamwoorden aanwijzen in een zin.
-Na de les kun je voegwoorden herkennen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je over het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 8 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord:
- Afkorting: bn
- Woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan (Jan is een aardige jongen. Die jongen is aardig.)
- Stoffelijke en gewone bijvoeglijke naamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden zitten er in de volgende zin?: Dat blauwe snoepje is vies!
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 10 - Quizvraag

Maak zelf een zin met daarin twee bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een gewoon en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Open vraag

Stoffelijk versus gewoon:
- Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden geven aan waarvan iets gemaakt is (materiaal)
- Gewone bijvoeglijke naamwoorden noemen een eigenschap van iets (kleur, grootte...)

Slide 13 - Tekstslide

Maak een zin met daarin een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:

Slide 14 - Open vraag

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen of woorden aan elkaar plakken.

Slide 15 - Tekstslide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 16 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Is gekoppeld door middel van een voegwoord
  • Voegwoord kan ook gebruikt worden bij een opsomming

Benthe en Daan fietsen samen naar huis, omdat ze in dezelfde straat wonen.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen BK
Grammatica cursus 5
$3 Bijvoeglijke naamwoord
$5 Voegwoord
Maken: Opdracht 1 t/m 5

BK: $3, blz. 202
$5, blz. 206


Slide 19 - Tekstslide

Doel

Aan het einde van de les ken je de volgende woordsoorten:

- persoonlijk voornaamwoord

- bezittelijk voornaamwoord


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 22 - Quizvraag

Persoonlijk en bezittelijk
Persoonlijk voornaamwoord: duidt een persoon of ding aan.
- Ik ben docent. 
- Hij is erg cool.
- Ik mag jullie erg graag.
- Die vriend van jou.

Slide 23 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk
Bezittelijk voornaamwoord: duidt het bezit aan van iemand. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord!
- Het is mijn bal.
- Dat is haar trui.
- Dit is jouw pen.

Slide 24 - Tekstslide

'Die gekke bril is van mij.'

'mij' is .....?
A
Een bezittelijk voornaamwoord
B
Een persoonlijk voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Die telefoon van JOU is zo lelijk.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?
De jongen wees naar haar.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 28 - Quizvraag

Oefenen Grammatica cursus 5
BK: $3 Bijvoeglijke naamwoord, blz. 202
$5 Voegwoord, blz. 206
KGT+TH: $3 Voegwoord, blz. 206
$5 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, blz. 210
Opdracht 1 t/m 5



timer
20:00

Slide 29 - Tekstslide

1. Opdracht webtekst schrijven
Wat: Schrijf een webtekst van maximaal 150 woorden over het land waar je/je ouders vandaan komt/komen. Gebruik ten minste vijf hyperlinks.
 Schrijf voor twee van de hyperlinks een uitleg van maximaal 50 woorden
Hoe:  Word document, inleveren via Somtoday/ inleveropdracht
Hulp: docent/internet
Tijd: deze week, inleveren uiterlijk 10 juni 2024
Uitkomst: Je kunt een webtekst schrijven met hyperlinks en je kunt zelf een tekst schrijven bij een hyperlink.




Klaar?

Slide 30 - Tekstslide

Ik kan nu bijvoeglijke naamwoorden en voegwoorden benoemen in een zin.
Ja, dat kan ik!
Dat lukt meestal wel.
Dat kan ik nog niet.

Slide 31 - Poll