Toets woordenschat H3 en H4

Toets 
Nederlands
Woordenschat
 H3 en H4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets 
Nederlands
Woordenschat
 H3 en H4

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 versie A
Hoofdstuk 3 versie A

Slide 2 - Tekstslide


Wat betekenen de woorden in de linker rij? Zoek de juiste betekenis in de rechter rij.  
Je houdt twee betekenissen over.

1) Tekort
2) Maximaal
hoogstens, ten hoogste
te veel van iets 
te weinig van iets 
zorgen dat iets niet gebeurt

Slide 3 - Sleepvraag

Kies de juiste betekenis.

3) misgooien

A
goed gooien
B
verkeerd gooien

Slide 4 - Quizvraag

4) wangedrag
A
goed gedrag
B
slecht gedrag

Slide 5 - Quizvraag

5) heroveren
A
niet veroveren
B
opnieuw veroveren

Slide 6 - Quizvraag

Vul het juiste voorvoegsel in.
6) tussen verschillende landen [.........…]nationaal

Slide 7 - Open vraag

Vul het juiste voorvoegsel in.
7) jouw vroegere vriendin [...........…]-vriendin

Slide 8 - Open vraag

Vul het juiste voorvoegsel in.
8) niet bekend […........]bekend

Slide 9 - Open vraag

Lees de tekst 1
Spoorlijn

Tussen Lelystad en Zwolle is een nieuwe spoorweg aangelegd. De aanleg heeft een aantal jaren geduurd. Het werk werd uitgevoerd door verschillende bedrijven. De meeste mensen uit Flevoland vinden de spoorlijn heel nuttig. Zij kunnen nu namelijk veel sneller met het openbaar vervoer naar Zwolle, Groningen en Leeuwarden. Veel mensen gaan nu met de trein in plaats van met de auto. Dat is goed voor het milieu. Bovendien is reizen met de trein gezelliger dan alleen in een auto.

Slide 10 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen over tekst 1 

Slide 11 - Tekstslide

9) Door welk woord uit de tekst kun je `bouw´ vervangen?

Slide 12 - Open vraag

10) Welk synoniem voor `gedaan´ staat in de tekst?

Slide 13 - Open vraag

11) Welk woord voor `ergens goed´ voor staat in de tekst?

Slide 14 - Open vraag

12) Welk woord voor `leefomstandigheden van mensen, dieren en planten´ staat in de tekst?

Slide 15 - Open vraag

Hoofdstuk 4 versie A

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekenen de woorden in de linker rij? Zoek de juiste betekenis in de rechter rij.
Je houdt twee betekenissen over.

1) hinderlijk 
2) vandaar 
daarom, om die reden 
is bedoeld 
vervelend, lastig
verdwijnen, niet meer bestaan 

Slide 17 - Sleepvraag

Vul een woord met een achtervoegsel in.
3) iets wat je elke dag doet, doe je […]

Slide 18 - Open vraag

4) iets wat je kunt lezen is […]

Slide 19 - Open vraag

5) iemand zonder werk is […]

Slide 20 - Open vraag

Vul in de volgende vragen een passend woord met een achtervoegsel in.

Slide 21 - Tekstslide

6) biologie. De varkens hebben een goed leven gehad. Hun vlees is [….....].

Slide 22 - Open vraag

7) schade. Dit onkruid is […......] voor het gras. Je moet het weghalen.

Slide 23 - Open vraag

Lees de tekst 2
Spijkerbroek

Veel celebs zie je met 'kapotte spijkerbroeken' lopen. Soms kun je die in de winkel kopen, maar waarom zou je ze niet zelf maken?  
Pak de spijkerbroek en doe iets hards in de pijp, bijvoorbeeld een stuk buis. Dat is noodzakelijk om een goede ondergrond te hebben. Pak nu eerst de schaar en maak een paar knipjes op de plekken waar je gaatjes en rafels wilt. Doe het wel zorgvuldig. Je moet niet meteen supergrote stukken knippen. Ga vervolgens met de rasp, vijl of kaasschaaf over de plekjes en maak ze lekker ruw en 'versleten'. Als je het perfect wilt hebben, kun je met een schuurpapiertje ook nog alles rafelig maken. Van de onderkant van de broek kun je nog een randje afknippen. Door het dragen zullen er automatisch rafels ontstaan. Je zult versteld staan van de resultaten.

Slide 24 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen over tekst 2 

Slide 25 - Tekstslide

8) Door welk woord uit de tekst kun je `absoluut nodig´ vervangen?

Slide 26 - Open vraag

9) Welk woord voor `met veel aandacht en voorzichtig´ staat in de tekst?

Slide 27 - Open vraag

10) Welk synoniem voor `daarna´ staat in de tekst?

Slide 28 - Open vraag

11) Door welk woord uit de tekst kun je `helemaal goed´ vervangen?

Slide 29 - Open vraag

12) Welk synoniem voor `uitkomsten´ staat in de tekst?

Slide 30 - Open vraag

Eind 

Slide 31 - Tekstslide