H3 Chapitre 2 les 7

Bonjour H3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Bonjour H3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 2022 denk ik.... ''......"

Alors, apprenons le français! 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aujourd'hui

Information: Mondelingen
Bloc E
Travail individuel
Mondelingen deel 4
Bloc G (Grammaire)
Travail individuel

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Information importante !!
- Bekijk in magister wanneer je je mondeling hebt.


- Het SO over ABCDG komt NA de mondelingen.


   

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloc E   p.26

Qu'est-ce qu'ils vendent? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

atelier anna
dealerdecoque.fr
ferret dream company
online
accessoires voor fretten
zomerjurken
online
accessoires voor telefoons 
winkel

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Travail individuel
Faire exercices: 19a,19b,20,21a,21b

Utilise : les mots de bloc E (p.83)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Où es-tu allé(e) en vacances l’été dernier? Avec qui? Et comment?
Je suis allé(e) aux Pays-Bas / en France / en Allemagne / En Espagne

avec ma famille /mes amis/mon père/ ma mère/mon frère 

en voiture / en bus / à vélo
*** Je suis allé(e) aux Pays-Bas avec ma famille en voiture.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Qu’est-ce que vous avez fait?
J'ai nagé / fait du foot
J'ai visité une ville / Paris.
J'ai fait du vélo.
Je suis allé au Zoo / à un Parc d'attraction
J'ai mangé au restaurant.
J'ai joué à la console.
Je suis allé chez mes amis

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Vous avez dormi où?
J'ai été à l'hôtel / à l'appartement
J'ai fait du camping


J'ai dormi dans une tente/caravane

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Qu’est-ce que vous avez mangé?
J'ai mangé   des frites / de la salade / des pizzas
                        des crêpes / de la viande / du poulet 
                        un hamburger / une glace

J'ai fait du BBQ

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Quel temps faisait-il?
Il a fait ,    beau / mauvais
                    froid / chaud
                    30 degrés
                                           

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Quel pays étrangers as-tu déjà visités?
J'ai déjà visité     la France
                                   l'Allemagne
                                   l'Angleterre
                                   l'Espagne
                                   la Belgique
                                   le Portugal
                                   la Croatie   
                  

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Geef elkaar antwoord op de vraag. Noteer de antwoorden van de ander zo duidelijk mogelijk in het Nederlands. 

Slide 14 - Tekstslide

Ronde 2: De docent neemt alle antwoorden in en deelt deze opnieuw uit (willekeurig)

De docent stelt de vragen aan 1 persoon.. Wie heeft de antwoorden van hem of haar?
Grammatica: bron G  p.27
Bron G gaat over het werkwoord venir. (komen)

Je moet deze kennen in de présent (ik kom), de passé composé (ik ben gekomen) en de imparfait (ik kwam) .

Deze werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier:
venir, devenir, revenir. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komen
terugkomen
worden
revenir
venir
devenir

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord VENIR (komen)
Présent (tegenwoordige tijd):   
Je viens 
Tu viens
Il/elle/on vient
Nous venons
Vous venez
Ils/elles viennent

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les garçons.......... à l'école (présent-venir)
A
vient
B
venez
C
venons
D
viennent

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord VENIR (komen)
Passé composé (onvoltooid verleden tijd)
Je suis venu(e)
tu es venu(e)
Il est venu
Elle est venue
Nous sommes venu(e)s
Vous êtes venu(e)(s)
Ils sont venu
Elles sont venues

vorm van être + venu(e)(s)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hier, elle............... de Paris. (p.c.-revenir)
A
est revenu
B
revenue
C
est revenue
D
sont revenues

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord VENIR (komen)
Imparfait (voltooid verleden tijd):   
Je venais
Tu venais
Il/elle/on venait
Nous venions
Vous veniez
Ils/elles venaient

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je ................. très riche. (imparfait-devenir)
A
devenaient
B
devenais
C
deviens
D
devenait

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Devoirs
  • Faire exercices 19at/m19c, 20,21,26c,26d
  •  Voorbereiding mondeling


  • Apprendre: E + G

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies