Europa les 4

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Markten en prijzen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Stijging van de wisselkoers heet appreciatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

De wisselkoers was € 1 = $ 2, nu is de wisselkoers € 1 = $ 1. Daardoor kan de EU nu .... importeren.
A
Meer
B
Minder

Slide 28 - Quizvraag

Een onderwerp was de Betalingsbalans. Wat is juist?
A
het is een overzicht van de handel van goederen en diensten
B
het is een overzicht van de handel van kapitaal
C
het is een overzicht van de handel van goederen en diensten en kapitaal
D
het is een overzicht over het saldo op de lopende rekening

Slide 29 - Quizvraag

De wisselkoers van 1 euro is
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: 1,28
Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390

Slide 30 - Quizvraag

Een dalende (depreciërende) wisselkoers is voordelig voor:
A
de importeurs
B
de exporteurs
C
de banken
D
de overheid

Slide 31 - Quizvraag

Heeft dit land een tekort of overschot op de Betalingsbalans?
A
Tekort
B
Overschot

Slide 32 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat de betalingsbalans?
A
Lopende -, Kapitaalrekening
B
Lopende-. Kapitaal-. Salderingsrekening
C
Goederen-, Diensten-, Inkomensrekening
D
Goederen-, Diensten-, Salderingsrekening

Slide 33 - Quizvraag

Als de wisselkoers daalt ...
A
daalt de export van dat land.
B
stijgt de export van dat land.

Slide 34 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 35 - Quizvraag

Als een land een overschot heeft op de betalingsbalans
A
materieel overschot, valutareserve +
B
materieel tekort, valutareserve -

Slide 36 - Quizvraag

Nederland heeft altijd een overschot op de betalingsbalans. Wat gebeurt er met het saldo op de betalingsbalans als de import stijgt?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 37 - Quizvraag

Aan de ontvangstenkant van de Europese betalingsbalans worden euro’s
A
gevraagd
B
aangeboden

Slide 38 - Quizvraag