Betalingsbalans

De betalingsbalans

In deze lessonUp worden verschillende termen die betrekking hebben op de betalingsbalans uitgelegd.

Verder komt natuurlijk aan de orde hoe de betalingsbalans er uit ziet.

Ook wordt er ingegaan op het verband tussen de betalingsbalans en de wisselkoers.


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De betalingsbalans

In deze lessonUp worden verschillende termen die betrekking hebben op de betalingsbalans uitgelegd.

Verder komt natuurlijk aan de orde hoe de betalingsbalans er uit ziet.

Ook wordt er ingegaan op het verband tussen de betalingsbalans en de wisselkoers.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geldstromen

Op een betalingsbalans staan alleen geldstromen van en naar het buitenland. Als het geld het land uitgaat, staat het op de uitgavenkant. Als er geld het land inkomt, staat het op de ontvangstenkant.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekort betalingsbalans

Ontvangstenkant is kleiner dan uitgavenkant.

Er is per saldo minder geld het land ingekomen dan uitgegaan, dus er is een tekort.

De deviezenreserves (valutareserves) zijn dus afgenomen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overschot & tekort

Een groter wordend overschot, of een kleiner wordend tekort, heet een verbetering van de betalingsbalans.

Andersom, een verslechtering van de betalingsbalans, betekent dat het tekort groter wordt, of het overschot afneemt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formeel & materieel evenwicht
Als de ontvangsten van en de uitgaven aan het buitenland gelijk zijn aan elkaar, spreken we van formeel evenwicht. Meestal zijn echter de inkomende geldstroom en de uitgaande gelstroom niet gelijk aan elkaar. De salderingsrekening (zie verderop) zorgt dan voor materieel evenwicht.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen van de betalingsbalans
De betalingsbalans bestaat uit de lopende rekening (= LR; met 3 deelrekeningen) + de kapitaalrekening + de salderingsrekening

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lopende rekening bestaat uit 3 deelrekeningen:

1) Goederenrekening: hier staan alle geldstromen op die te maken hebben met export en import van goederen. (heet ook handelsbalans, nb Cbs definitie is incl diensten)

2) Dienstenrekening: hier staan alle geldstromen op die te maken hebben met export en import van diensten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3) Inkomensrekening: grensoverschrijdende primaire inkomens en inkomensoverdrachten.
a. Primaire inkomensrekening: hier staan alle geldstromen met het buitenland op die men krijgt omdat men een productiefactor levert  (dus loon, huur, rente, pacht en winst).  
b. Inkomensoverdrachtenrekening: hier staan alle geldstromen op met het buitenland waar de ontvanger geen (directe) tegenprestatie (productiefactor) voor hoeft te leveren.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef per deelrekening een voorbeeld.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kapitaalrekening: Hier staan de investeringen en beleggingen van het buitenland of in het buitenland op.

Salderingsrekening:
 Als de inkomstenkant groter is dan de uitgavenkant, komt er dus per saldo meer geld binnen. Dit saldo wordt geboekt op de salderingsrekening, aan de kant die het kleinst is. Zo ontstaat er materieel evenwicht. 
Als de uitgavenkant groter is dan de inkomstenkant, gaat er dus per saldo meer geld het land uit. Dit saldo wordt geboekt op de salderingsrekening, aan de inkomstenkant (want die is het kleinst). 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: overschot op de BB
Wanneer een land een overschot op de betalingsbalans heeft, ontvangt het land meer geld uit het buitenland dan dat zij in die periode moeten betalen aan het buitenland. 
Er wordt dan per saldo geld ontvangen uit het buitenland.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

d)    Saldo lopende rekening:                 + 10 miljard
        Saldo kapitaalrekening:                    - 20 miljard
        Saldo betalingsbalans: 10 – 20 = - 10 miljard (materieel tekort)

e) Er is 10 miljard meer uitgegaan dan binnengekomen: de officiële reserves zijn dus gedaald met 10 miljard.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: tekort op de BB
Wanneer een land een tekort op de betalingsbalans heeft, moet het in die periode meer betalen aan het buitenland dan zij in die periode ontvangen uit het buitenland. 
Er moet dus per saldo betaald worden aan het buitenland.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor die betaling aan het buitenland moet het land de munt hebben van degene die het geld wil ontvangen.
Die vreemde valuta zitten in de valutareserve bij de Centrale Bank.
Een land kan daarom niet permanent een tekort op de betalingsbalans hebben, omdat op een gegeven moment de voorraad vreemd geld op raakt. Een tekort kan dan alleen nog maar als het andere land het accepteert als een schuld.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave 1: betalingsbalans
Hieronder staat een aantal gegevens m.b.t. een BB:
Export goederen                                              155 miljard
Import goederen                                              145 miljard
Saldo dienstenrekening                                 + 5 miljard
Ontvangen primaire inkomens                    50 miljard
Betaalde primaire inkomens                         35 miljard
Ontvangen inkomensoverdrachten              5 miljard
Betaalde inkomensoverdrachten                 25 miljard
Saldo van de kapitaalrekening                    - 20 miljard
 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef antwoord op de volgende vragen:

a) Is er per saldo meer uitvoer of meer invoer van diensten geweest?
b) Hoeveel bedraagt het handelsoverschot of –tekort?
c) Hoeveel bedraagt het saldo op de lopende rekening?
d) Is er een materieel overschot of materieel tekort op de betalingsbalans? Hoeveel bedraagt dit overschot of tekort?
e) Met hoeveel veranderen de officiële reserves? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopgave 1
a) Er is meer geld ingekomen dan er uitgegaan; er is dus meer uitvoer dan invoer geweest.

b) Export goederen – import goederen 
= 155 miljard – 145 miljard = 10 miljard.
Saldo diensten = 5 miljard
Handelsoverschot = 10 + 5 = 15 miljard

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

c)  Goederenrekening:                                                 + 10 miljard
      Dienstenrekening:                                                   +  5 miljard
      Inkomensrekening: 50 – 35 =                             + 15 miljard
      Inkomensoverdrachtenrekening: 5 – 25 =    - 20 miljard
                              saldo lopende rekening:                + 10 miljard

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen betalingsbalans
Er zijn veel geldstromen die geboekt worden op de betalingsbalans en dus ook veel oorzaken voor een verandering van de betalingsbalans. 
Er zijn twee grote oorzaken: de internationale concurrentiepositie en de rente.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rente: beleggers beleggen in het land met de hoogste rente (wie zien hier even af van risico). Als in een land de rente dus stijgt, zal er kapitaal van beleggers naar dit land gaan en zal dus de kapitaalrekening verbeteren. 

Overigens moet je er wel aan denken dat wanneer de rente wordt uitbetaald, de uitgavenkant van de inkomensrekening stijgt, en dus de lopende rekening op termijn zal verslechteren.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Internationale concurrentiepositie: Dit geeft aan hoe de prijs en kwaliteit van de producten van het land zich verhouden tot de producten uit het buitenland. Als in land A bijvoorbeeld meer inflatie is dan in land B, worden de producten van land A dus duurder en zal land B minder importeren vanuit A. De export van A daalt, waardoor de lopende rekening van de betalingsbalans zal verslechteren. Ook een stijging van de wisselkoers van de munt van land A ten opzichte van de munt van land B zal de producten van A in land B duurder maken. Ook dit verslechtert dus de concurrentiepositie van land A.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen die geld ontvangt uit het buitenland wil graag betaald worden in de eigen munt. Daarom moet het buitenland haar eigen munten omruilen. Die vreemde valuta komen op die manier terecht in de valutareserve bij de Centrale Bank.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overschot betalingsbalans

Ontvangstenkant is groter dan uitgavenkant.

Er is per saldo meer geld het land ingekomen dan uitgegaan, er is dus een overschot.

De deviezenreserves (valutareserves) zijn dus toegenomen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betalingsbalans en wisselkoers

Invloed betalingsbalans op wisselkoers:

De uitgavenkant zorgt voor vraag naar vreemde valuta en aanbod van euro’s. Gevolg: depreciërende werking op de euro.

De inkomstenkant zorgt voor vraag naar euro’s en aanbod van vreemde valuta. Gevolg: appreciërende werking op de euro.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed wisselkoers op betalingsbalans:

Stel euro deprecieert. Dan wordt voor het buitenland de euro goedkoper en dus wordt import uit het eurogebied goedkoper. Hierdoor zal de export van het eurogebied stijgen. De lopende rekening verbetert (inkomsten stijgen).
Ook zal door een depreciërende euro de import van het eurogebied uit andere landen duurder worden en dus dalen. De uitgavenkant van de lopende rekening zal dan dalen. Dus ook hierdoor verbetert de lopende rekening.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave 2: wisselkoers en BB
Stel dat de euro apprecieert. 
Wat gebeurt er met de lopende rekening van de betalingsbalans en waarom?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopgave 2
Als de euro apprecieert, wordt voor het buitenland de euro - en dus de import - duurder. Hierdoor zal de export van het eurogebied dalen. De lopende rekening verslechtert (inkomsten dalen).
Ook zal door een appreciërende euro de import van het eurogebied uit andere landen goedkoper worden en dus stijgen. De uitgavenkant van de lopende rekening zal dan stijgen. Dus ook hierdoor verslechtert de lopende rekening.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Export- en importquote
Exportquote:                                %                 

E= export in miljarden euro's
Importquote                                 %
                              
M = import in miljarden euro's
=bbpEx100
=bbpMx100

Slide 34 - Tekstslide

Geeft aan hoe open een economie is. Geeft ook aan hoe afhankelijk een economie is van de internationale handel.
Hoe afhankelijk is Nederland van de internationale handel? Gebruik grafiek onderaan blz 192.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Maak opgave 18.3 t/m 18.16

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies