1Havo Spelling werkwoorden H1 tm H3

Spelling werkwoorden
Klas 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling werkwoorden
Klas 1

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Blz. 100
Opdracht 1 en 2

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik:
Pvtt
Pvvt (zwak en sterk)

Welke regels ken je???

(mondeling klassikaal)

Slide 3 - Tekstslide

Pvtt:

Slide 4 - Tekstslide

Pvvt zwak
- te(n)
-de(n)
achter de ik-vorm

Gebruik:
't (e)xf(o)ksch(aa)p

Slide 5 - Tekstslide

Pvvt sterk:
- Klank verandert in verleden tijd  (loop - liep)
- Schrijf zo kort en eenvoudig mogelijk
- Gebruik verlengproef => d of t? (vond - vonden)

Slide 6 - Tekstslide

pvtt: hij (bieden)

Slide 7 - Open vraag

Pvvt: ik (smelten)

Slide 8 - Open vraag

pvvt de honden (blaffen)

Slide 9 - Open vraag

Willem (verlichten) de kamer gisteren.
pvvt
A
verlichten
B
verlichtte
C
verlichte
D
verlachte

Slide 10 - Quizvraag

De kat (bijten) de jongen vorige week
pvvt


A
bijt
B
bijtte
C
beet
D
beette

Slide 11 - Quizvraag

Mijn moeder (vinden) jou stom
pvtt
A
vond
B
vind
C
vinden
D
vindt

Slide 12 - Quizvraag

Ik (antwoorden) altijd snel
pvtt
A
antwoord
B
antwoordde
C
antwoorde
D
antwoordt

Slide 13 - Quizvraag

Piet (betalen) de slager gelijk
pvvt
A
betaal
B
betaalde
C
betaalt
D
betaaldt

Slide 14 - Quizvraag

Waarom (wrijven) je vanmorgen in je ogen?
pvvt
A
wreef
B
wrijfte
C
wrijf
D
wreefte

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in PVTT:
Het gebeur.....regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeuren

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in PVVT:
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 17 - Quizvraag

Vul de pvtt of pvvt in. Noteer je antwoorden op een blaadje. 
1. Bij die explosie van vorige week (barsten) veel ruiten.
2. Ik (aanvaarden) jouw gedrag
3. (Worden) je tante 55 jaar?
4. Rowan (hoesten) toen hij peper at.
5. Een meisje (staan) gisteren te kleumen van de kou
6. Jij (beantwoorden) de vragen altijd goed.

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden:
1. barstten
2. aanvaard
3. wordt
4. hoestte
5. stond
6. beantwoordt

Slide 19 - Tekstslide