Werkwoordspelling herhalen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

PVVT zwak en sterk

Voorkennis:

Wat is een persoonsvorm en hoe kun je die vinden?

Verschil pvtt en pvvt?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

1. Bepaal altijd eerst de ik-vorm van het werkwoord. 

Bijvoorbeeld:

Worden = word

Lopen = loop

Wat is de ik-vorm van wrijven?

1. wrijv
2. wraaf
3. wrijven
4. wrijf

Wat is de ik-vorm van schrobben?

1. schroobb
2. schrobb
3. schroob
4. schrob

Regels spelling werkwoorden pvtt:

Tip:

Als je twijfelt, kun je het werkwoord 'lopen' invullen op de plaats van een ander werkwoord. Hoor je een -t- achter de ik-vorm van het werkwoord 'lopen', dan moet je deze -t- ook noteren achter de -ik-vorm van een ander werkwoord:

ik loop => dus ook => ik word 

loop jij => dus ook => word jij

hij loopt => dus ook => hij wordt

Quiz

Hoe spel je de volgende werkwoorden? 

pvtt

Mijn buurman (reizen) naar verre landen

1. reis
2. reist
3. reisd
4. reizen

Al jaren (spelen) Pim en Pam in die straat

1. spelen
2. speelden
3. speel
4. spielden

(Worden) je een beetje ziek?

1. Wort
2. Wordt
3. Word
4. Worden

Tim (veranderen) ieder jaar weer.

1. veranderd
2. verander
3. veranderden
4. verandert

(Rijden) je vader weer paard?

1. Rijd
2. Rijdt

Terugblik:

Wat is het verschil tussen pvtt en pvvt?

Wat is het verschil tussen een sterk en zwak ww?

Kies bij de volgende vragen het juiste antwoord

Mijn oma bakte altijd lekkere koekjes

1. pvtt
2. pvvt

We krijgen veel huiswerk van school

1. pvtt
2. pvvt

Het hondje KEFT hard

1. zwak
2. sterk

Ik ZING mooi

1. zwak
2. sterk

Pvvt zwak

- te(n)

-de(n)

achter de ik-vorm

Gebruik:

't (e)xf(o)ksch(aa)p

Quiz

Kies bij de volgende werkwoorden de juiste spelling

Pvvt zwak

Gisteren (lussen) ik wel een ijsje
pvvt

1. lusten
2. lust
3. lustte
4. lustde

De kleuters (morsen) verf op de vloer
pvvt

1. morste
2. morsten
3. morsden
4. morsen

De kaars (branden) gisteren helemaal op.

pvvt

1. Brande
2. Brandde
3. Brandte

Quiz

Kies de juiste spelling. Kijk goed in welke tijd het werkwoord moet staan (pvtt of pvvt)

Hij (werken) elke dag
(pvtt)

1. werk
2. werkte
3. werken
4. werkt

Mijn moeder (horen) niets
(pvvt)

1. hoorde
2. hoort
3. hoor
4. hoorden

Jullie (antwoorden) vanmorgen niet op mijn vraag
(pvvt)

1. antwoord
2. antwoorden
3. antwoordden
4. antwoorten

Jullie (antwoorden) vanmorgen niet op mijn vraag
(pvtt)

1. antwoordden
2. antwoorden
3. antwoord
4. antwoorten

Pvvt sterke werkwoorden

De sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen.

PVVT (sterk ww) / d of t

Hoe weet je wanneer je een -d of een -t schrijft aan het einde van het werkwoord?

• maak het woord langer (verlengproef)
• voorbeeld: had - hadden

Regels pvvt (sterk ww)

• Schrijf het woord zo kort mogelijk.
• Gebruik geen dubbele letters (-dd of -tt), behalve als dat nodig is voor de uitspraak.

Voorbeeld: hebben - had - hadden

Blijft de klank van
KOPEN
in de verleden tijd hetzelfde?

1. JA, het is een zwak werkwoord
2. NEE, het is een sterk werkwoord

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog

1. sterk
2. zwak

Blijft de klank van
SNOEPEN
in de verleden tijd hetzelfde?

1. JA, het is een zwak werkwoord
2. NEE, het is een sterk werkwoord

Waar of niet waar: In de verleden tijd schrijf je een sterk werkwoord zo kort mogelijk op.

1. waar
2. niet waar

Schrijf de juiste wijze (pvvt):

Kim (leiden) me van het werk af.

Schrijf de juiste wijze (pvvt):

Wij (genieten) ...... van de spannende film.

Schrijf de juiste wijze (pvvt):

Na de les (melden) zich wel tien leerlingen.