voorbereiding toets Schritt 1-9 boek 3

voorbereiding toets Schritt 1-9 boek 3
Opbouw:
Hören 16P
Je krijgt alle opdrachten 1x te horen
Lesen: 12 P
zonder hulpmiddelen
Grammatik: 20P zonder hulpmiddelen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

voorbereiding toets Schritt 1-9 boek 3
Opbouw:
Hören 16P
Je krijgt alle opdrachten 1x te horen
Lesen: 12 P
zonder hulpmiddelen
Grammatik: 20P zonder hulpmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

overzicht Grammatik
1. werden: je kunt uit de context opmaken of de betekenis van het werkwoorden worden of zullen is (4P)
2. Je kunt de rangtelwoorden toepassen (4P)
3. Je kunt de Modalverben vervoegen (4P)
4. Je kunt de Modalverben en persoonlijk voornaamwoorden
      vertalen + vervoegen. (5P)
5. Je kunt 2 vragen over werkwoorden en vervoeging beantwoorden (3P)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Geef de juiste vertaling van het werkwoord: Mein Bruder wird morgen seine Fahrprüfung machen

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

is 'vier' een rangtelwoord?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Hoe schrijf je het rangtelwoord 3e in het Duits?
A
dreite
B
dreide
C
dritte

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je het rangtelwoord 2e in het Duits?
A
zweite
B
zweiste
C
zweide

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je het rangtelwoord 4e in het Duits?
A
vierde
B
vierte

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je het rangtelwoord 5e in het Duits?
A
fünfde
B
fünfte

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je het rangtelwoord 7e in het Duits?
A
siebente
B
siebte
C
siebde

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het Duitse rangtelwoord: 17e
A
siebzehnte
B
siebenzehnte
C
siebzehnste

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit rangtelwoord voluit?

11.
A
elfte
B
elfste

Slide 14 - Quizvraag

rangtelwoorden vanaf 20
A
getal + te
B
getal + e
C
getal + ste
D
getal + sde

Slide 15 - Quizvraag

Rangtelwoorden
Wie schreibt man sie richtig?
der 87.
A
siebenundtachtigste
B
siebenundachtzigste
C
siebenundachtigste
D
siebenundachtzichste

Slide 16 - Quizvraag

Rangtelwoorden

der 65.
A
funfundsechszigste
B
fünfundsechszigste
C
fünfundsechzigste
D
fünfundsechzigte

Slide 17 - Quizvraag

Welke schrijfwijze van 100 als rangtelwoord klopt?
A
hunderte
B
hunderde
C
hundertste
D
hunderdste

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit rangtelwoord voluit?

23
A
dreiunszwanzigte
B
dreiundzwanzigste

Slide 19 - Quizvraag

Welke rangtelwoorden zijn afwijkend?
A
7
B
7, 8, 9
C
1,3,7,8
D
3,8,5

Slide 20 - Quizvraag

Modalverben

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

können betekent...?
( in staat zijn iets te doen)
A
kunnen
B
kennen

Slide 25 - Quizvraag

dürfen betekent ….?
( je hebt toestemming van iemand nodig)
A
mögen
B
mogen
C
durven

Slide 26 - Quizvraag

müssen betekent...?
( het kan niet anders)
A
moeten
B
mogen

Slide 27 - Quizvraag

sollen betekent...?
( de wil van iemand anders)
A
zullen
B
moeten
C
mogen

Slide 28 - Quizvraag

wollen betekent...?
( je eigen wil)
A
willen
B
wissen

Slide 29 - Quizvraag

mögen betekent..?
A
leuk vinden, lusten, van houden
B
mogen
C
durven

Slide 30 - Quizvraag

wissen betekent …?

A
werden
B
weten
C
wessen

Slide 31 - Quizvraag