27-09-2024: Spelling 6 interpunctie

Aan het eind van deze week:
- weet je welk boek je gaat lezen en heb je je boek bij je;
- leer je op welke manieren woorden korter geschreven kunnen worden;
- leer je komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's op de juiste manier gebruiken.

Vandaag leer je over leestekens. Pak je schrift en schrijf mee!

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- weet je welk boek je gaat lezen en heb je je boek bij je;
- leer je op welke manieren woorden korter geschreven kunnen worden;
- leer je komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's op de juiste manier gebruiken.

Vandaag leer je over leestekens. Pak je schrift en schrijf mee!

Slide 1 - Tekstslide

Komma ,
voor of na een aanspreking: 
– Maud, wil je mij de boter aangeven, alsjeblieft?

tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):
– In de oceaan leven o.a. kreeften, vissen en zoogdieren.

tussen twee persoonsvormen: 
– Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.

tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn: 
– Joppe gaat elk jaar naar Frankrijk op vakantie, omdat zijn ouders daar een vakantiehuisje hebben.

voor en achter een bijstelling: 
– Pablo Picasso, de beroemde Spaanse kunstschilder, overleed in 1973.

Slide 2 - Tekstslide

Dubbele punt : 
een citaat (directe rede): 
– De collectant vroeg: ‘Heb je iets over voor de Hartstichting?’

een gedachte (let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens): 
– Toen Luna naar buiten keek, dacht ze: ik wacht wel tot de bui over is.

een opsomming: 
– Alinda leest van alles: romans, thrillers en stripboeken. 
Let op: Alinda houdt van romans, thrillers en stripboeken.

een uitleg of toelichting: 
– Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer.

Slide 3 - Tekstslide

Aanhalingstekens " 
bij citaten:
– ‘Ik kan vanavond niet mee’, zei Anton. ‘Ik moet werken.’
– ‘Als je meedoet met het toernooi,’ vertelde Colin, ‘moet je je wel opgeven.’
– ‘Fiets jij mee?’, vroeg Dieke aan Cas.
Let op: de komma na een citaat met een vraag- of uitroepteken is niet verplicht.
Je mag dus ook schrijven: ‘Fiets jij mee?’ vroeg Dieke aan Cas.

als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: 
– Het woord ‘gaarne’ klinkt ouderwets.

als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt: 
– De agent zei dat hij die ‘lieve’ jongen wel zou inrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Puntkomma ;
tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: 
– Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.

als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. 
Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.

Slide 5 - Tekstslide

Waar kloppen de leestekens?
A
Ze vroeg: "wanneer gaan wij elkaar weer zien?"
B
Ze vroeg : "Wanneer gaan wij elkaar weer zien?"

Slide 6 - Quizvraag

Waar kloppen de leestekens?
A
'Enig,' riep de man uit, 'dit staat u geweldig!'
B
'Enig, riep de man uit, 'dit staat u geweldig!
C
'Enig', riep de man uit, 'dit staat u geweldig!'
D
'Enig riep de man uit, dit staat u geweldig!'

Slide 7 - Quizvraag

kom gauw jeroen zit in de kantine
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,

Slide 8 - Sleepvraag

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want, zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 9 - Quizvraag


De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 10 - Quizvraag

blogger 'maakt punt' en verwijdert alle woorden uit beroemde romans

letten lezers van romans (a) kranten en blogs te veel op woorden (b) blogger adam j (c) calhoun vindt van wel (d) op zijn blog zet hij uiteen waarom die fixatie met woorden onterecht is (e) het zorgt er volgens cahoun namelijk voor dat we over het hoofd zien wat onze woorden en zinnen in goede banen leidt (f) interpunctie (g) hij illustreerde dit aan de hand van negen van zijn favoriete boeken (h) alle uit het engelse taalgebied (i) doordat hij alle woorden schrapte (j) bleef slecht de interpunctie van de verhalen over (k) die interpunctie zette hij in een diagram (l) uit een screenshot uit zijn artikel blijkt welke schrijvers een voorkeur hebben voor de puntkomma (m) welke voor de apostrof en welke voor de leestekens (n)
Plaats de letters uit de tekst bij het juiste leesteken. 
punt
komma
dubbele punt
vraagteken
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
n

Slide 11 - Sleepvraag

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Neem je ook koffie, brood, en melk mee?
B
Ik ga morgen vragen hoe ik dit moet oplossen.
C
Waarom ga je niet lekker voetballen?
D
Kun je me uitleggen hoe ik dit op moet lossen?

Slide 12 - Quizvraag

Waar kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 13 - Quizvraag

Lezen

Slide 14 - Tekstslide

Weet je nu:
- Welk boek je gaat lezen? 
- Op welke manieren woorden korter geschreven kunnen worden? 
- Hoe je op de juiste manier komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's gebruikt? 










Huiswerk: 
    Spelling  § 5 Woorden korter schrijven
    bladzijde 250 en 251
    Opdracht 1 + 2 + 3 + 4
    Spelling § 6 Komma, dubbele punt, aanhalingstekens, puntkomma
    bladzijde 252 en 253
    Opdracht 1 + 2 + 3 + 4

    Slide 15 - Tekstslide