Grammatica blok 2 (+ SO Overtaal & boekpres.)

Planning
  • SO Over Taal --> maandag 12 november
  • Boekpresentatie
  • Grammatica
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • SO Over Taal --> maandag 12 november
  • Boekpresentatie
  • Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

SO Over Taal --> Maandag 12 nov
Leerstof:
Blok 1: de woordjes uit opdrachten 33, 34 + woordjes op alfabetische volgorde zetten 
Blok 2: de woordjes uit opdrachten 34, 35, 37 + theorie zoekwoorden, voor- en achtervoegsels
Blok 3: de woordjes uit opdrachten 29, 30 + theorie grondwoord + trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

Boekpresentatie (na kerstvakantie)
Kies een leuk leesboek uit en neem deze op woensdag 14 november mee naar de les!

De hoofdpersoon uit het boek moet ongeveer iemand van je eigen leeftijd zijn. Dus geen leesboeken van de basisschool.

Na de kerstvakantie geef je een presentatie over het boek.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Na de les weet je alles over:

  • De tegenwoordige tijd en verleden tijd 
  • De drie werkwoordsvormen
  • De persoonsvorm

Slide 4 - Tekstslide

Maak een zin in de tegenwoordige tijd

Slide 5 - Open vraag

Maak een zin in de verleden tijd

Slide 6 - Open vraag

Tegenwoordige tijd

  • Een werkwoord vertelt wat er NU gebeurt.

Slide 7 - Tekstslide

Verleden tijd

  • Een werkwoord vertelt wat iemand heeft gedaan of wat er al is gebeurd.

Slide 8 - Tekstslide

Welke drie werkwoordsvormen zijn er?
A
Onderwerp, gezegde, persoonsvorm
B
Persoonsvorm, heel werkwoord, voltooid deelwoord
C
Gezegde, persoonsvorm, lijdend voorwerp
D
Lijdend voorwerp, persoonsvorm, onderwerp

Slide 9 - Quizvraag

Werkwoordsvormen
  • Het hele werkwoord: Ik zal Piet straks bellen.
  • Voltooid deelwoord: Ik heb Piet gebeld. (Staat bij hebben, worden of zijn in de zin.)
  • Persoonsvorm: Ik bel Piet. (Kun je in tt én vt schrijven.)

Slide 10 - Tekstslide

Wat is 'lopen' in de zin:
Ik zal morgen naar school lopen.
A
Heel werkwoord
B
Persoonsvorm
C
Voltooid deelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Wat is 'gevoetbald' in de zin:
Ik heb gisteren weer lekker gevoetbald.
A
Heel werkwoord
B
Persoonsvorm
C
Voltooid deelwoord

Slide 12 - Quizvraag

Wat is 'speelt' in de zin:
Nick speelt de sterren van de hemel.
A
Heel werkwoord
B
Persoonsvorm
C
Voltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De juf vertelt een spannend verhaal.
A
de juf
B
spannend
C
vertelt
D
verhaal

Slide 14 - Quizvraag

Hoe weet je dat 'vertelt' de persoonsvorm is?

Slide 15 - Open vraag

Tijdproef
  • Zet de zin in de andere tijd.
  • Bijvoorbeeld: Teun zingt een liedje --> Teun zong een liedje.

  • Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Teun zingt een liedje.

Slide 16 - Tekstslide

Zet deze zin in de andere tijd:
De buurman geeft een snoepje aan Tim.

Slide 17 - Open vraag

Wat is de PV in deze zin:
Heb jij voor mij een koekje?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de PV in deze zin?
PSV heeft van Ajax gewonnen.

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk
  • Opdrachten 13 tot en met 21

Slide 20 - Tekstslide