grammatica blok 2

Grammatica 2.1
- tegenwoordige- en verleden tijd 
- persoonsvorm

alleen voor KB:
- werkwoordsvormen; pv, hele werkwoord, vd

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica 2.1
- tegenwoordige- en verleden tijd 
- persoonsvorm

alleen voor KB:
- werkwoordsvormen; pv, hele werkwoord, vd

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm
Hoe kan ik een persoonsvorm vinden?

  • Verander de zin naar een andere tijd. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Maak de zin vragend. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 2 - Tekstslide

Het huis staat in een grote straat.

wat is de PV?
A
Huis
B
staat
C
grote
D
straat

Slide 3 - Quizvraag

Ik heb pijn in mijn hand.

Wat is de pv?
A
Ik
B
hand
C
in
D
heb

Slide 4 - Quizvraag

Ik ben morgen jarig.

Wat is de pv?

Slide 5 - Open vraag

Roos heeft gister nieuwe kleding gekocht.

Wat is de pv?

Slide 6 - Open vraag

Afgelopen week was er een halloweenfeest in de stad.

Wat is de pv?

Slide 7 - Open vraag

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Tijden van een zin
T.T. = Jeroen loopt door het bos.

V.T. = Jeroen liep door het bos.

Slide 10 - Tekstslide

Verleden tijd
tegenwoordige tijd
gebeurde
gebeuren
loop
zocht

Slide 11 - Sleepvraag

Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
werd
kookt
gaf
leert

Slide 12 - Sleepvraag

alleen KB: Werkwoordsvormen
Er zijn 3 werkwoordsvormen die je moet kennen:
- persoonsvorm (loopt)
- hele werkwoord (lopen)
- voltooid deelwoord (gelopen)

Slide 13 - Tekstslide

Over een week wordt de uitslag van de toets bekendgemaakt.

Wat voor soort werkwoord is 'bekendgemaakt' ?

A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is WAS voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
heel werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Werkwoordsvorm = ?
Ik heb een schat GEVONDEN.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord

Slide 16 - Quizvraag