Se 1

examenvragen
Voortplanting
timer
17:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

examenvragen
Voortplanting
timer
17:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

In welke situatie is voor de zeevonk geslachtelijke voortplanting gunstiger en in welke situatie is ongeslachtelijke voortplanting gunstiger?
A
B
C

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

vraag 9.  max 2p
Progesteron zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies dik en klierrijk blijft/ in stand gehouden wordt 1P
bij een tekort treedt er menstruatie op en valt de rem op FSH en LH weg, het embryo gaat dan verloren en er start een nieuwe menstruatiecyclus 1P.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hieronder staan vier schema’s over de ontwikkeling van secundaire
Geslachtskenmerken (Q).
A
P  oestrogeen  geslachtsorganen  FSH/LH  Q
B
P  FSH/LH  geslachtsorganen  oestrogeen  Q
C
P  oestrogeen  Q  FSH/LH  geslachtsorganen
D
P  FSH/LH  Q  oestrogeen  geslachtsorganen

Slide 9 - Quizvraag

binas 89a

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welk stadium is het eindresultaat van ongeslachtelijke voortplanting?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Bij welke oorzaak of oorzaken is KI ook een mogelijke behandeling?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welk proces of welke processen zal deze cel nog geheel of gedeeltelijk doormaken voordat de vorming tot eicel is voltooid?
A
alleen meiose I en II
B
alleen meiose I en mitose
C
alleen meiose II
D
zowel meiose I, meiose II als mitose

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Op welke dag ontstaat het gele lichaam waarschijnlijk? Kies een dag die is aangegeven op de x-as.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
maak: oefentoets erfelijkheid
Maak de toets af als je die nog niet klaar had!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Welk percentage had je
bij de oefentoets?

Slide 26 - Woordweb

Welke eigenschappen moeten de cellen van het embryo hebben om geschikt te zijn voor het onderzoek
A
alle chromosomen bevatten
B
haploïd zijn
C
moeten stamcellen zijn

Slide 27 - Quizvraag

Bij een zoogdiersoort geldt: a = albino (recessief), A = geen albino (d.w.z. dat deze dieren een gepigmenteerde vacht hebben). Deze allelen zijn niet X-chromosomaal. De combinatie AA is letaal.
Men kruist: P: gepigmenteerd vrouwtje x albino mannetje.

1p 16 Welke genotypes hebben deze P-dieren? Als er meer mogelijkheden zijn deze allemaal opschrijven.

Slide 28 - Open vraag

Twee gepigmenteerde dieren uit de F1 van deze kruising worden met elkaar gekruist; daaruit ontwikkelt zich een F2.

1p 17 - Hoeveel procent van de levend geboren F2-dieren is albino?
- Toon aan met behulp van een kruisingsschema.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide


DNA
Veronderstel dat bij een DNA-molecuul 15% van de basen uit guanine bestaat.

A
15% adenine, 35% cytosine en 35% thymine.
B
15% cytosine, 35% adenine en 35% thymine.
C
15% thymine, 35% adenine en 35% cytosine

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

F1 o.a. witte bloemen, dus ii.
P: beide planten moeten een i allel hebben. Dus P: IRi x IGi

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Ja 25% = 64 planten, genotype: IRIG (1p).

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Wat kun je uit bovenstaande gegevens afleiden omtrent de overerving van sikkelcelanemie?
A
De ziekte erft autosomaal over en is dominant.
B
De ziekte erft autosomaal over en is recessief.
C
De ziekte erft X-chromosomaal over en is dominant.
D
De ziekte erft X-chromosomaal over en is recessief.

Slide 43 - Quizvraag

Eindcijfer: 9 x (behaalde score/14) + 1.
Welk cijfer heb je?

Slide 44 - Woordweb