DNA

Welkom!
Vandaag: 
Uitleg over DNA (WB bladzijde 39)
Werken aan de opdrachten
Hoe staat het met de interviews?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag: 
Uitleg over DNA (WB bladzijde 39)
Werken aan de opdrachten
Hoe staat het met de interviews?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag leren?
We gaan leren:
Wat DNA is, wat de functie hiervan is, en waar DNA zit.
Waar DNA uit bestaat.
Hoe DNA af word gelezen en daarmee eiwitten worden gemaakt.
Wat verschillen zijn tussen DNA en RNA.

Slide 2 - Tekstslide

DNA in de mens
Zoals bij genetica behandeld, staan alle erfelijke eigenschappen opgeslagen in je DNA. Het DNA van het kind ontstaat doordat DNA in de eicel van de moeder word samengesmolten met het DNA van de zaadcellen van de vader. Dit DNA word steeds gekopieerd, en blijf je dus je hele leven houden. 

Slide 3 - Tekstslide

Waar zit DNA?
DNA  zijn eigenlijk hele lange slierten, die chromosomen worden genoemd. In totaal heb je er 46; 23 van de vader en 23 van de moeder. Al je DNA heet het genoom.

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw van het genoom

Slide 5 - Tekstslide

DNA
DNA bestaat uit 2 strengen de streng zelf bestaat uit fosfor en suiker, maar tussen de 2 strengen zitten 2 stoffen in paren, deze stoffen zijn A - T - G en C. A en T zijn altijd gekoppeld aan elkaar, net als C en G.
Op welke volgorde deze paren zitten, is voor iedereen anders, en dit maakt iedereen anders. 

Slide 6 - Tekstslide

DNA --> recept voor eiwitten

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitten
Een mens bestaat uit heel veel eiwitten, denk bijvoorbeeld aan haar en spieren. Eiwitten zijn hele lange ketens van aminozuren, dus hele grote stoffen die allemaal uit kleinere stoffen bestaan. Denk bijvoorbeeld aan een kralenketting; de ketting is het eiwit, de kralen zijn aminozuren. 

Slide 8 - Tekstslide

DNA en eiwitten
Zoals de eerste les besproken, zijn genen op het DNA eigenlijk recepten voor verschillende eiwitten. Het juiste recept moet echter wel altijd gevonden worden en naar de plek gebracht worden waar het daadwerkelijk word gemaakt. Als het juiste stuk DNA is gevonden, word dit gekopieerd in mRNA, eigenlijk een compact recept. Vervolgens word dit naar ribosomen gebracht waar het eiwit daadwerkelijk word gemaakt. 

Slide 9 - Tekstslide

DNA en RNA
DNA en RNA lijken veel op elkaar, maar er zijn toch een paar verschillen. DNA bestaat namelijk uit 2 strengen, en RNA (vaak) uit 1 streng. Dit zorgt ervoor dat RNA snel af te lezen is, maar wel makkelijk stuk gaat. Daarom worden je genen ''standaard'' in DNA opgeslagen. 
Daarnaast heeft RNA geen stof T, maar U. In RNA koppelt A dus altijd aan U. 3 letters (codon) coderen voor één aminozuur.

Slide 10 - Tekstslide

Vertaling codon naar aminozuur

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Huiswerk voor volgende les
Maak alle opdrachten van paragraaf 2.3, dit is huiswerk voor volgende week. Je mag fluisterend werken, zolang het maar rustig blijft. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe staat het met de interviews?
De interviews voor het verslag moeten over 2 weken gedaan zijn. Hoe staat het er bij iedereen voor? Ga even met je groepje bij elkaar zitten en maak afspraken met elkaar. 

Slide 14 - Tekstslide