V5 Sparen & lenen

Wat is ruilen over tijd?
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Wat is ruilen over tijd?

Slide 1 - Open vraag

Noem een voorbeeld van ruilen over tijd.

Slide 2 - Open vraag

Waarom is sparen ruilen over tijd?

Slide 3 - Open vraag

Waarom is lenen ruilen over tijd?

Slide 4 - Open vraag

Waarom sparen?
  • Welke spaarmotieven zijn er?

  • Specifiek doel
  • Uit voorzorg
  • Voor de rente 

Slide 5 - Tekstslide

Waarom sparen? (theoretisch)
  • Individuele tijdsvoorkeur = de mate waarin jij nu graag wilt consumeren; wat heb jij daar voor over?

  • (Markt)Prijs van tijd = rente

  • Je gaat sparen wanneer je individuele tijdsvoorkeur lager is dan de rente.

Slide 6 - Tekstslide

Rente (1/3)
= vergoeding die de bank betaald omdat ze gebruik kunnen maken van jouw geld.

  • Hoe hoger de rente, des te meer spaargeld jij aanbiedt.
    Hoe lager de rente, des te minder spaargeld jij aanbiedt.
  • Wij consumenten bieden dus vermogen aan.

Slide 7 - Tekstslide

Wie kunnen er nog meer vermogen aanbieden op de vermogensmarkt?
A
Bedrijven
B
Overheid
C
Pensioenfondsen
D
Alle 3

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wie vragen er vermogen?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Rente (1/3)
Rente is dus eigenlijk de evenwichtsprijs op de vermogensmarkt.

  • Jij biedt spaargeld aan als de rente hoger is dan jouw verkoopbereidheid.
  • Je verkoopbereidheid, de prijs die je minimaal wil ontvangen, is afhankelijk van jouw individuele tijdsvoorkeur.

Slide 13 - Tekstslide

Rente (2/3)
Er zijn twee soorten rente:

  • Enkelvoudige rente = je krijgt alleen rente over het originele spaarbedrag.
  • Samengestelde interest = je ontvangt ook rente over de rente van vorige periodes. Rente over rente.

Slide 14 - Tekstslide

Rente (3/3)
De rente die je ontvangt is echter wat anders dan de effectieve rente.
  • De inflatie speelt hierin ook een rol.
  • Bij de bepaling van de reële/effectieve rente moet je ook rekening houden met de inflatie.
  • Dan denk jullie direct aan de formule ......
  • RIC = NIC / PIC x 100

Slide 15 - Tekstslide

Stel je krijgt ineens €5.000.
Je moet dit gaan sparen of beleggen. Wat ga je doen en waarom?

Slide 16 - Open vraag

Noem een voordeel van beleggen ten opzichte van sparen.

Slide 17 - Open vraag

Noem een nadeel van beleggen ten opzichte van sparen.

Slide 18 - Open vraag

Sparen of beleggen?
De keuze tussen sparen of beleggen is eigen terug te brengen tot een eenvoudige vraag:
  • Ben je bereid het extra risico en de onzekerheid op je nemen in ruil voor waarschijnlijk hogere opbrengsten?

  • Risico-aversie = de mate waarin je afkeer hebt van het dragen van risico's.

Slide 19 - Tekstslide

Lenen
= ruilen over de tijd omdat je consumptie uit de toekomst naar voren haalt naar een huidige periode.

  • Je gaat geld lenen wanneer je individuele tijdsvoorkeur groter is dan de (markt)prijs van tijd --> de rente.
  • Met andere woorden: het is je de rente waard om het product eerder te kunnen kopen en gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
To do:
Globaal doornemen van intertemporele budgetlijn.
Maken: §9.2

Je hebt de rest van deze week de tijd.

Slide 21 - Tekstslide