Herhaling Ruilen over Tijd en Speltheorie

Herhaling Ruilen over Tijd en Speltheorie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Ruilen over Tijd en Speltheorie

Slide 1 - Tekstslide

Ruilen over tijd kunnen uitleggen
  • Sparen en lenen
  • Onderwijs
  • Investeren
  • Overheid

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit waarom een investering ruilen over de tijd is?

Slide 3 - Open vraag

Afweging individuele prijs van tijd en algemene prijs van tijd

  • Algemene prijs van tijd = Rente
  • Individuele prijs van tijd = tijdsvoorkeur -> In hoeverre is iemand bereid aankopen uit te stellen

Slide 4 - Tekstslide

Lenen of sparen
 
  • Algemene prijs van tijd > Individuele prijs van tijd : Sparen
  • Algemene prijs van tijd < individuele prijs van tijd: Lenen
  • Hogere individuele prijs van tijd / Hogere tijdsvoorkeur: Minder sparen

Slide 5 - Tekstslide

Berekening CPI

Slide 6 - Tekstslide

Van de consumentenprijzen is gegeven dat:
CPI2008 = 145
CPI2000 = 120
Met hoeveel procent is het algemene prijspeil in deze periode veranderd? Gebruik rekenmachine
A
17,2%
B
20,8%
C
25%
D
45%

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het CPI?
Wat is het CPI?
A
101,7
B
1,7%
C
101,46
D
1,46%

Slide 8 - Quizvraag

Reeël index cijfer


Dat kun je berekenen met de volgende formule:

RIC = NIC / PIC x 100

NIC = Nominaal IndexCijfer

PIC = prijsindexcijfer (CPI)

RIC = Reële IndexCijfer

Slide 9 - Tekstslide

Tim zijn nominaal inkomen is
gestegen. Het reëel inkomen is gedaald
A
De prijsstijging is kleiner dan de stijging van nominaal inkomen
B
De prijsstijging is groter dan de stijging van nominaal inkomen

Slide 10 - Quizvraag

Mijn salaris is gedaald van €2150 naar € 2000 per maand. De prijzen namelijk gemiddeld met 2% toe.
Wat is mijn RIC?
A
-5%
B
91,2
C
95
D
91,02

Slide 11 - Quizvraag

Iemand krijgt in 2020 op zijn spaargeld € 17 rente. Zijn spaargeld is € 500. In 2021 krijgt hij € 20 op zijn spaargeld op dat moment. De inflatie is 3% geweest in 2021. Hoeveel is zijn reële rendement?
A
-10,2%
B
18,1%
C
11,4%
D
0,87%

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld van een voorraadgrootheid
A
Inflatie
B
Pensioenpot van het ABP
C
Loon
D
Pensioenpremie betaald aan ABP

Slide 14 - Quizvraag

Pensioenen
  • Drie pensioenpijlers
  • Omslagstelsel versus kapitaaldekkingsstelsel
  • Welvaartsvast en waardevast
  • Dekkingsgraad

Slide 15 - Tekstslide

Problemen bij bedrijfspensioen
Geld wordt belegd maar beleggingen kunnen ook minder waard worden!

Dekkingsgraad = huidige waarde van de belegde middelen / contante waarde van toekomstige verplichtingen * 100%

DNB houdt toezicht op de pensioenfondsen.

Slide 16 - Tekstslide

Dekking
Pensioenfondsen beheren het geld van een enorme groep Nederlanders.
Om te voorkomen dat de pensioenpot leeg is voordat de huidige deelnemers ervan kunnen profiteren, zijn er regels opgesteld over de minimaal noodzakelijke dekkingsgraad.

Wanneer de dekkingsgraad onder de 105% komt, zijn pensioenfondsen verplicht maatregelen te nemen. Deze maatregelen moeten erop gericht zijn dat de dekkingsgraad binnen 3 jaar weer boven de 105% komt. Het korten van pensioenuitkeringen is in zo’n geval een reëel gevaar.

Bij een dekkingsgraad tussen de 105% en 112% is het pensioenfonds nog steeds verplicht om maatregelen te nemen, zodat de dekkingsgraad in 15 jaar stijgt.

Pas bij een dekkingsgraad van méér dan 112% mag een pensioenfonds de uitkering van de huidige uitkeringsgerechtigden weer laten stijgen.

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag