- Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt.
- Je beschrijft een reflexboog
Slide 2 - Tekstslide
Spier
zintuig
motorisch
sensorisch
schakel
BINAS 88A
Voorkennis:
Slide 3 - Tekstslide
Voorkennis:
Slide 4 - Tekstslide
Op naar 14.4!
Slide 5 - Tekstslide
Neuronen
Cellichaam: kern en
celorganellen
Slide 6 - Tekstslide
Zenuwcellen
Zenuwcellen hebben een cellichaam (waar de kern zit) en uitlopers (lange 'armen' van de cel)
Slide 7 - Tekstslide
Neuronen
Dendriet: uitloper die signalen opvangt van andere neuronen of zintuigcellen en richting het cellichaam stuurt
Slide 8 - Tekstslide
Neuronen
Axon: uitloper die signalen van het cellichaam doorstuurt naar andere neuronen of een spier/ klier
Slide 9 - Tekstslide
Neuronen
Myelineschede: isolerende laag rondom uitlopers (dendrieten of axonen)
Slide 10 - Tekstslide
Cellen van Schwann (binas 88A)
Vormen de myelineschede om de lange uitlopers van neuronen. Vormen de oorzaak van sprongsgewijze impulsgeleiding.
Slide 11 - Tekstslide
De actiepotentialen worden sprongsgewijs doorgegeven van insnoering naar insnoering tussen de Myeline schedes (gevormd door de cellen van Schwann)
Altijd een kant op.
Impuls kan hierdoor met een snelheid van 120 m/s door het zenuwstelsel (i.p.v. 2 m/s)
Slide 12 - Tekstslide
Sensorisch neuron
Slide 13 - Tekstslide
Schakelneuron
Slide 14 - Tekstslide
Motorisch neuron
Slide 15 - Tekstslide
Impulsen
Een impuls is een soort elektrische stroom door een zenuwcel.
Een impuls is een tijdelijke wijziging van het potentiaalverschil (ladingverschil) tussen de buitenkant en de binnenkant van de zenuwcel.
Hij begint ergens (dendriet of cellichaam) en verspreidt zich over het hele membraan van de zenuwcel richting de uiteinden van het axon.
Slide 16 - Tekstslide
Impuls
Zenuwcellen zijn electrisch geladen, de binnenkant is veel negatiever dan de buitenkant. Dit komt doordat er actief Na+ buiten en K+ binnen de cel worden gepompt.
Als er een impuls ontstaat gaan er opeens veel positieve deeltjes (Na+) via natriumkanalen naar binnen en verandert de lading.
Slide 17 - Tekstslide
BINAS 88F
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Actiepotentiaal
- In rust: Na+ buiten en K+ binnen, cel is negatief geladen t.o.v. weefsel
- Bij een actiepotentiaal draait de lading om: binnen wordt positief i.p.v. negatief geladen door Na+ instroom
( = depolarisatie) en K+ uitstroom
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Impulsrichting
Doordat volgende Na+ en K+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt (elektrische prikkel) 'loopt' de actiepotentiaal over de hele zenuwcel bij het bereiken van de drempelwaarde.
Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.
= Alles of niets principe
Slide 22 - Tekstslide
Actiepotentiaal (88F) BINAS!
Slide 23 - Tekstslide
Impulsgeleiding op een rijtje
Impuls = elektrisch stroompje = actiepotentiaal
ontstaat als prikkel sterk genoeg is (boven drempelwaarde)
negatieve lading slaat om naar positieve lading door Na+ instroom
herstelt door K+ uitstroom, gevolgd door volledig herstel
zenuwcel is niet prikkelbaar tijdens K+ uitstroom/ korte herstelperiode
hoogte van impuls is altijd hetzelfde
bij sterkere prikkel neemt impulsfrequentie toe
Slide 24 - Tekstslide
Impulsoverdracht tussen zenuwcellen
Gebeurt altijd één richting op.
Slide 25 - Tekstslide
Neuronen
Synaps: plaats waar neuronen signalen aan elkaar doorgeven
Slide 26 - Tekstslide
Neuronen
Neurotransmitter: chemische stof die berichten tussen zenuwcellen doorgeeft
Slide 27 - Tekstslide
Wat gebeurt er in de synaps? Tabel 88G
Slide 28 - Tekstslide
Neurotransmitter bindt aan receptoren
binas 88G
Slide 29 - Tekstslide
Neurotransmitters
Stimulerende neurotransmitters
Stimuleren het ontstaan van een impuls in de volgende zenuwcel
bv Acetylcholine, glutamaat, adrenaline, dopamine
Remmende neurotransmitters
Remmen het ontstaan van een impuls in de volgende zenuwcel
bv GABA, serotonine
Slide 30 - Tekstslide
Neurotransmitters
Stimulerende neurotransmitter:
Natrium kanalen gaan open: Na+ stroomt naar binnen
Drempelwaarde bereikt? Impuls
Remmende neurotransmitter:
Natrium kanalen blokkeren: geen impuls.
Slide 31 - Tekstslide
Reflex
Slide 32 - Tekstslide
Reflexboog
De aansturing van de spieren/klieren zonder betrokkenheid van de grote hersnenen (niet bewust).
Loopt meestal via het ruggenmerg en meteen weer terug.
Sommige reflexen zijn aangeboren, sommigen aangeleerd.
Slide 33 - Tekstslide
Reflex
Binas 88K
Slide 34 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van het stencil.
Slide 35 - Tekstslide
Leerdoelen behaald?
- Je beschrijft de bouw van zenuwcellen.
- Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt.