Je gooit met een dobbelsteen. Deelname kost 1 euro. Gooi je een 6 dan win je 5 euro.
Wat is de winst (W) per spel?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
Je gooit met een dobbelsteen. Deelname kost 1 euro. Gooi je een 6 dan win je 5 euro.
Wat is de winst (W) per spel?
Slide 1 - Tekstslide
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
Je gooit met een dobbelsteen. Deelname kost 1 euro. Gooi je een 6 dan win je 5 euro.
Wat is de winst (W) per spel?
W is een kansvariabele, welke uitkomsten zijn mogelijk?
W = -1 of W = 4.
Slide 2 - Tekstslide
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
W is een kansvariabele, welke uitkomsten zijn mogelijk?
W = -1 of W = 4.
P(W = -1) = 5/6
P(W = 4) = 1/6
Slide 3 - Tekstslide
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
W is een kansvariabele, welke uitkomsten zijn mogelijk?
W = -1 of W = 4.
P(W = -1) = 5/6
P(W = 4) = 1/6
Door de mogelijke waarde van W te vermenigvuldigen met de bijbehorende kans en vervolgens dit op te tellen, krijg je E(W).
Slide 4 - Tekstslide
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
P(W = -1) = 5/6
P(W = 4) = 1/6
Door de mogelijke waarde van W te vermenigvuldigen met de bijbehorende kans en vervolgens dit op te tellen, krijg je E(W).
Dus: E(W) = -1 * 5/6 + 4 * 1/6 = - 1/6.
Slide 5 - Tekstslide
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
voorbeeld opgave 2 blz 61
Slide 6 - Tekstslide
Vraag 2a: Bij een loterij zijn 100 loten van 2 euro verkocht. Er is één prijs van 50 euro en er zijn drie tweede prijzen van 10 euro. Bereken de verwachtingswaarde van de winst per lot.
Slide 7 - Open vraag
9.1A het berekenen van de verwachtingswaarde
.
Slide 8 - Tekstslide
Herhaling vaasmodel
Vaas 1 heeft 6xblauw en 4xrood.
Ralf pakt 4 knikkers. Wat is de kans op 3xBlauw
Je gebruikt de kansdefinitie van Laplace
1.
2.
10nCr46nCr3⋅4nCr1
Slide 9 - Tekstslide
Kansverdeling bij het vaasmodel
Vaas 2 hoort bij een spel.
Je legt 5 euro in.
Je mag 3 ballen trekken.
Trek je de gele bal krijg je 50 euro.
Trek je een rode bal krijg je 25 euro.
Trek je meerdere rode/gele ballen tellen de bedragen op.
Het meerdere keren uitvoeren van een kansexperiment met alleen succes of mislukking.
n = aantal keer uitvoeren van het kansexperiment
p = kans op succes per keer
X = aantal keer succes
Slide 14 - Tekstslide
Binompdf of binomcdf
P(X=k) ; binompdf(n,p,k)
P(X<=k) ; binomcdf(n,p,k)
P(X>=k) = 1 - P(X<= k-1)
Slide 15 - Tekstslide
Ik gooi 35 keer met een muntstuk. Wat is de kans dat ik 20 keer kop gooi?
Slide 16 - Open vraag
Ik gooi 35 keer met een muntstuk. Wat is de kans dat ik maximaal 20 keer kop gooi?
Slide 17 - Open vraag
Ik gooi 35 keer met een muntstuk. Wat is de kans dat ik minimaal 20 keer kop gooi?
Slide 18 - Open vraag
Voorbeeld 'n' berekenen
Een basketbalspeler heeft bij een vrije worp een trefkans van 40%. Hoeveel vrije worpen moet hij minstens nemen om met een kans van meer dan 90% minstens 5 keer te scoren
X=aantal keer scoren
P(X>=5) = 1-P(X<=4) < 0,90
Y1 = 1 - binomcdf(x; 0,4; 4)
Kijk in de tabel x=18
Dus hij moet minimaal 18 worpen nemen
Slide 19 - Tekstslide
In een restaurant zijn 30 tafels. 10% van de reserveringen komt niet opdagen. Hoeveel tafels kan het restaurant laten reserveren zodat de kans dat iedereen die komt een tafel heeft minimaal 95% is?