In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
CURSUS 4: Taal
paragraaf 5: formeel en informeel
paragraaf 6: letterlijk en figuurlijk
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Paragraaf 5: Formeel en informeel.
paragraaf 6: Letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Slide 2 - Tekstslide
Je weet wat formeel en informeel is.
Je weet de kenmerken van letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Je weet de verschillen tussen letterlijk en figuurlijk taal.
Lesdoelen
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Hoi Anneke, Ik app je even omdat ik morgen toch niet kan. Wel balen, maar er is plotseling iets tussen gekomen. Bel je gauw om een nieuw momentje af te spreken. Groetjes, Tijs Jansen
Geachte mevrouw Driessen,
Ik bericht u omdat ik morgen helaas verhinderd ben. Er is plotseling wat tussen gekomen. Ik neem binnenkort contact op om een nieuwe afspraak te maken.
Met vriendelijke groet, Tijs Janssen.
Slide 8 - Tekstslide
Stel je moet morgen naar de tandarts en wil graag aan je docent melden dat je het eerste uur iets later bent. Maak zelf een formele zin om dit te melden.
Slide 9 - Open vraag
HOOFDSTUK 4, PARAGRAAF 6
letterlijk en figuurlijk taalgebruik
bladzijde 96 en 97
Slide 10 - Tekstslide
= taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
- Marlou praat graag met haar klasgenoten.
- Ensar en Kevin zijn net jarig geweest.
Letterlijk taalgebruik
Slide 11 - Tekstslide
= taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat. Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes zijn figuurlijk taalgebruik. Er wordt vaak een beeld (figuur) gebruikt.