mavo 4 Zakelijk schrijven Nederlands

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

HHC 4GT Zakelijk schrijven  Nederlands 
Schrijfopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfopdracht
- Artikel
- Zakelijke mail
- Zakelijke brief

Slide 4 - Tekstslide

Een artikel schrijven

Slide 5 - Tekstslide

DOEL
- je kunt een kort artikel schrijven met een begin, middenstuk en slot

- je kunt alinea's maken en inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Artikel 
Een artikel is een tekst die je schrijft voor een tijdschrift, (school)krant of website. Dit doe je omdat je de lezer wil informeren of wil overtuigen van jouw mening. 

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken
- Bovenaan staat altijd een korte en passende titel.
- Het artikel begint altijd met de aanleiding voor het schrijven.
- Het artikel heeft minimaal 3 alinea's. Inleiding-kern-slot.
- Je schrijft met je lezerspubliek in gedachten. 
- Sluit af met je voor- en achternaam. Soms vragen ze ook je school of klas te noteren, doe dit dan ook. 

Slide 8 - Tekstslide

In de inleiding noem je het onderwerp van het artikel. 


Zo schrijf je een artikel
Daarnaast kun je:
- de aanleiding vertellen (waarom je over het onderwerp schrijft).
- een voorbeeld geven van het onderwerp.
- een kort, grappig verhaaltje (anekdote) vertellen over het onderwerp.
- een vraag of vragen stellen die je in de tekst gaat beantwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

In het middenstuk schrijf je over elk deelonderwerp één alinea. 


Zo schrijf je een artikel
Schrijf de belangrijkste informatie 
over het deelonderwerp in de eerste zin. 
Ga op dezelfde regel verder en geef 
in de rest van de alinea voorbeelden 
of uitleg bij het deelonderwerp.
  
Je tekst wordt duidelijker als je in de eerste zin van een alinea 
een signaalwoord gebruikt, zoals ook, ten tweede, bovendien.

Slide 10 - Tekstslide

In het slot kun je:

Zo schrijf je een artikel
- de deelonderwerpen samenvatten.

- vertellen wat er in de toekomst 
waarschijnlijk nog gaat gebeuren (toekomstverwachting). 
- een conclusie trekken.
- een advies geven.
een antwoord geven op de vraag/vragen die je in de inleiding hebt gesteld. 


Je kunt in het slot een signaalwoord gebruiken, zoals dus, kortom, dat betekent.

Slide 11 - Tekstslide

Maak eerst een schrijfplan voordat je een artikel gaat schrijven

Zo schrijf je een artikel
Verder:
- Zorg je voor een passende titel.
- Schrijf je een artikel van minimaal 100 woorden.
- Gebruik je een logische volgorde.
- Zorg je voor samenhang in de tekst.
- Zorg je voor passend taalgebruik.
- Vermeld je jouw voor- en achternaam (en klas) onder het artikel.

Slide 12 - Tekstslide

De volgende stap: 

- Lees de opdracht opnieuw;
- Nummer de gevraagde onderdelen
- Markeer + nummer in de tekst: wat kun je gebruiken?

--> er is mogelijk  geen tijd voor een kladversie én een netversie. Formuleer de zin in je hoofd en schrijf meteen op.  

Slide 13 - Tekstslide

Een artikel schrijven
- je kunt een kort artikel schrijven met een begin, middenstuk en slot
  

- je kunt alinea's maken en inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Beoordeling (13 pnt)
- inhoud (6 pnt)
Alle punten die gevraagd worden, moeten in je schrijfopdracht zitten. Elk onderdeel dat niet of niet goed in je tekst staat, kost je een punt.
- taalgebruik (5 pnt)
Met taalgebruik wordt bedoeld: formulering, spelling en interpunctie.
- presentatie (2pnt)
Je tekst moet overzichtelijk en volgens de afgesproken regels geschreven zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat voor functie heeft de inleiding?
A
De aandacht trekken
B
De inleiding heeft geen functie
C
De lezer overtuigen
D
Informeren

Slide 20 - Quizvraag

Een artikel bestaat minimaal uit drie alinea's
A
niet waar
B
waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat hoort NIET in het slot?
A
Een samenvatting
B
Een toekomstperspectief
C
De conclusie
D
Nieuwe informatie

Slide 22 - Quizvraag

In welke stuk schrijf je waarom je het artikel schrijft en wie je bent?
A
inleiding
B
middenstuk
C
kern
D
slot

Slide 23 - Quizvraag

Het artikel schrijven
Het artikel bestaat altijd uit:
  1. inleiding
  2. middenstuk
  3. slot

Het artikel heeft dus minimaal 3 alinea's

Slide 24 - Tekstslide

Inleiding
  • Vertel wie je bent en waarom je het artikel schrijft
  • Bekijk of er een 'punt' in de inleiding hoort

Slide 25 - Tekstslide

Kern/middenstuk
  • In de kern staat alle informatie die je kwijt wilt

Slide 26 - Tekstslide

Klaar met het schrijven?
Controleer de volgende punten:
  • Kijk nog eens naar het laatste stukje onder de aandachtspunten
  • Kijk of je alle punten hebt meegenomen in je artikel
  • Let nog eens op de interpunctie, formulering en spelling

Slide 27 - Tekstslide

Het slot
  • Benoem het belangrijkste uit het artikel
  • Bekijk welke punten bij het slot horen

Slide 28 - Tekstslide

De beoordeling
Inhoud -> aandachtspunten (6 punten)
Taal -> formulering, interpunctie en spelling (5 punten)
conventies -> titel, naam, alinea-indeling, samenhang, volgorde en passend taalgebruik (2 punten)

Slide 29 - Tekstslide

Zakelijke brief/ e-mail
Grootste verschil: de briefconventies. 
Zie volgende dia's

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

De opmaak 
(e-mail)
  • Vul de onderwerpsregel in  (kort en bondig)

  • Aanhef

  • Alinea 1  (inleiding)  Inleidende zin (altijd voorstellen
  • Alinea 2 (kern)
  • Alinea 3  (slot)  Afsluitende zin

  • Slotformule
  • Naam

Slide 32 - Tekstslide

Schrijfwijze van namen
  • Je schrijft een hoofdletter waar de naam begint
  • Dit kan de voornaam zijn, maar ook de achternaam
  • Let goed op bij de tussenvoegsels (de, van, van der, etc.)
  • In de aanhef gebruik je alleen de achternaam 
  • Onderaan schrijf je altijd je eigen voornaam en achternaam



Slide 33 - Tekstslide

Schrijfwijze van namen in de aanhef


Geachte mevrouw Sluis,
Geachte mevrouw De Waag - Dekkers,
Geachte mevrouw Van Geest - Van der Togt,
Geachte heer Wagemakers,
Geachte heer Van 't Lam,

Slide 34 - Tekstslide

De inleidende zin
  • In de inleidende zin vertel je altijd waarom je de e-mail schrijft.  (AANLEIDING)
  • Als in de opdracht staat dat je jezelf moet voorstellen, dan doe je dat ook in de inleidende zin.

Slide 35 - Tekstslide

Het middenstuk
  • Je zakelijke e-mail bestaat altijd uit minimaal drie alinea's (inl/kern/slot) 
  • In het middenstuk  beschrijf je de meeste verplichte punten uit de opdracht 
  • Maak gebruik van de situatiebeschrijving om de verplichte punten te verwerken 
  • Staat de info niet in de situatieomschrijving? Bedenk het dan zelf! 
  • Beschrijf deze punten kort en bondig 
  • Gebruik makkelijke taal! Zo voorkom je spelfouten. Max. 7 woorden per zin. 

Slide 36 - Tekstslide

Afsluitende zin
In de afsluitende zin sluit je de e-mail netjes af. Je kan hier vaak het laatste verplichte punt voor gebruiken.
  • Ik hoop spoedig van u te horen.
  • Ik ontvang graag snel een reactie.
  • Ik vraag u om binnen twee weken te reageren.

Slide 37 - Tekstslide

Slotformule en naam
Gebruik een van de twee slotformules:
  • Met vriendelijke groet,
  • Hoogachtend,
Soms staat in de opdracht welke slotformule je kan gebruiken.

Sluit af met je voornaam en achternaam.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video