hoofdstuk 6 herhaling

Hoofdstuk 6
Vergroten en verkleinen
Dit moet je uit je hoofd weten voor de toets!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6
Vergroten en verkleinen
Dit moet je uit je hoofd weten voor de toets!

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet er bij ? staan?
km - hm -dam-m-dm-?-mm

Slide 2 - Open vraag

400 cm is ... m

Slide 3 - Open vraag

100 ml is ... liter

Slide 4 - Open vraag

Wat is de formule om de vergrotingsfactor te berekenen:

Slide 5 - Woordweb

Wat is de formule om de oppervlakte van een vergroting te berekenen?
oppervlakte vergroting =

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de formule om inhoud beeld te berekenen?
inhoud beeld =

Slide 8 - Woordweb

De afmetingen van de foto hiernaast zijn: 10 cm lang en 5 cm breed

Wat is de afmeting van de foto als de kopieermachine op 50 % staat ingesteld
A
5 cm lang en 2,5 cm breed
B
50 cm lang en 25 cm breed
C
20 cm lang en 10 cm breed
D
2,5 cm lang 1,25 cm breed

Slide 9 - Quizvraag

De afmetingen van de foto hiernaast zijn: 10 cm lang en 5 cm breed

Wat is de afmeting van de foto als de kopieermachine op 150 % staat ingesteld
A
20 cm lang en 10 cm breed
B
5 cm lang en 2,5 cm breed
C
15 cm lang en 7,5 cm breed

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

1. Maak een verhoudingstabel
2. Geef de driehoeken letters
driehoek abc
driehoek def




3. Welke hoeken horen bij elkaar?
4. Zet gelijke tekens in gelijke hoeken.
5.Zet de alles in een verhoudingstabel.
6. Bereken de vergrotingsfactor (gebruik daarbij de twee zijden onder elkaar waarvan je de zijde weet)


Slide 12 - Tekstslide

Inhoud berekenen
De inhoud van een flesje wasmiddel is 200 ml.

Er bestaat ook een grotere fles.
Daarvan zijn alle maten 3,7 keer zo groot.
Bereken de inhoud

Slide 13 - Tekstslide

Inhoud flesje 200 ml
alle maten 3,7 keer zo groot.
Bereken de inhoud en rond af op hele liters.
stap 1: zet ml om naar liters

200 ml = .... liter
stap 2: welke formule moet je nu gebruiken?

Slide 14 - Tekstslide