17.3 Het maken van polypeptiedeketens

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
17.3 Het maken van een polypeptideketen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
17.3 Het maken van een polypeptideketen

Slide 1 - Tekstslide

DNA
DNA nodig om eiwitten te maken. Het is een soort receptenboek. Het stukje DNA (gen) is het recept voor een eiwit.

  • Replicatie: verdubbelen van DNA nodig voor mitose (17.2)
  • Transcriptie: aflezen van DNA -> RNA (U ipv T)
  • Translatie: vertaling van RNA -> eiwit (aminozuren)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Transcriptie





De promotor wordt herkend door RNA polymerase door speciale nucleotidevolgorde: 3’-TATAAA-5’ (TATA-box)

Slide 6 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 7 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase leest het DNA van 3’ naar 5’ en bouwt het RNA molecuul op van 5’ naar 3’


Slide 8 - Tekstslide

Transcriptie





De transciptie begint vóór het daadwerkelijke gen



Slide 9 - Tekstslide

Transcriptie





De transciptie eindigt ná het daadwerkelijke gen bij 3’- TTATTT-5’ (eindsignaal)




Slide 10 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase koppelt af
=> pre mRNA is ontstaan.





Slide 11 - Tekstslide

RNA splicing





Genen (DNA) bevatten introns (niet coderende delen) en exons (wél coderende delen)





Slide 12 - Tekstslide

RNA splicing





Het pre mRNA dat ontstaat bevat dezelfde introns en exons






Slide 13 - Tekstslide

RNA splicing





De introns moeten uit het RNA geknipt worden: splicing






Slide 14 - Tekstslide

RNA splicing





mRNA ontstaat. Daarna verlaat het mRNA de kern.






Slide 15 - Tekstslide

Translatie




Ribosomaal RNA (rRNA) bindt aan het 5’-einde van een mRNA molecuul 







Slide 16 - Tekstslide

Translatie




Schuift richting 3’ op zoek naar startcodon
VAN 5’ NAAR 3’ DUS!!








Slide 17 - Tekstslide

Translatie




tRNA transporteert de aminozuren
tRNA heeft aan de bindingskant een ‘anticodon’ van het betreffende codon









Slide 18 - Tekstslide

Translatie




tRNA met anticodon 3’-UAC-5’ bindt aan het startcodon (AUG)
Dit tRNA draagt het  aminozuur Methionine









Slide 19 - Tekstslide

Translatie




Na de koppeling van het volgende tRNA molecuul  worden de aminozuren aan elkaar gekoppeld door het ribosoom










Slide 20 - Tekstslide

Translatie




het lege tRNA molecuul wordt losgekoppeld 











Slide 21 - Tekstslide

Translatie




Het ribosoom schuift één codon op en het proces gaat weer hetzelfde: tRNA bindt, aminozuur wordt gekoppeld, leeg tRNA wordt losgekoppeld, enz enz.











Slide 22 - Tekstslide

Translatie




Bij het stopcodon worden de polypeptideketen, het laatste lege tRNA en het mRNA van de ribosoom losgekoppeld.












Slide 23 - Tekstslide

tRNA
De meeste organismen hebben maximaal 45 verschillende tRNA moleculen (en er zijn 64 codons mogelijk).

Slide 24 - Tekstslide

tRNA
Sommige tRNA moleculen passen ook op een codon met een niet precies passende laatste base (wiebelbase)

Slide 25 - Tekstslide

tRNA
Bijvoorbeeld:
codons voor Serine, AGC en AGU, worden gelezen door 
tRNA met anticodon UCG

Slide 26 - Tekstslide

Begrippen 17.3
mRNA, transcriptie, RNA-polymerase, promotor, TATA-box, matrijsstreng/ template, afleesrichting, coderende streng, eindsignaal, UTR, pre-mRNA, splicing, exons, translatie, genetische code, tRNA`s, stopcodon, wiebelbase

Slide 27 - Tekstslide

Transcriptie en translatie
Bedenk zelf een basevolgorde van een gen, begin met TAC.
Maak ook de complementaire streng.
Vermeld ook de 3` en 5` kant.
Vervolgens vertaal je het DNA naar RNA.
Vertaal zelf je RNA naar een aminozuurketen/ polypeptideketen.
Check de juiste BINAS tabellen!
Je kunt hier ook het vervolg van de LessonUp bij gebruiken. 




Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video