17.3 Het maken van polypeptideketens 6V 2324

1 / 47
volgende
Slide 1: Video
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.3 Het maken van een polypeptideketen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel 17.3 Je kunt
☐ het transcriptieproces uitleggen.
☐ de bewerking van pre-mRNA tot mRNA beschrijven.
☐ het translatieproces beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Transcriptie en translatie
Bedenk zelf een basevolgorde van een gen, begin met TAC.
Maak ook de complementaire streng.
Vermeld ook de 3` en 5` kant.
Vervolgens vertaal je het DNA naar RNA.
Vertaal zelf je RNA naar een aminozuurketen/ polypeptideketen.
Check de juiste BINAS tabellen!




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Transcriptie
RNA polymerase
Promotor
TATAbox
Oriëntatie
RNA nucleotide
3’- TTATTT-5’ (eindsignaal)



Slide 8 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 9 - Tekstslide

Transcriptie





De promotor wordt herkend door RNA polymerase door speciale nucleotidevolgorde: 3’-TATAAA-5’ (TATA-box)

Slide 10 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase bouwt steeds een nieuwe nucleotide aan en zo ontstaat een nieuwe RNA streng.


Slide 11 - Tekstslide

RNA transcriptie






Nucleotide van DNA en RNA is vegelijkbaar maar niet hetzelfde.



Slide 12 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase bouwt steeds een nieuwe nucleotide aan en zo ontstaat een nieuwe RNA streng.


Slide 13 - Tekstslide

Transcriptie





Oriëntatie: RNA polymerase loopt over het DNA molecuul van 3' naar 5'. Het nieuwe RNA molecuul wordt gebouwd van 5' naar 3'.


Slide 14 - Tekstslide

Transcriptie





De transciptie eindigt ná het daadwerkelijke gen bij 3’- TTATTT-5’ (eindsignaal)




Slide 15 - Tekstslide

Transcriptie






RNA polymerase koppelt af => pre mRNA is ontstaan.





Slide 16 - Tekstslide

RNA splicing
DNA-Introns
DNA-Exons
pre mRNA introns / exons
(5'-CAP/poly-AAAA staart)
splicing
mRNA
transport
translatie


Slide 17 - Tekstslide

RNA splicing





Genen (DNA) bevatten introns (niet coderende delen) en exons (wél coderende delen)





Slide 18 - Tekstslide

RNA splicing






Het pre mRNA dat ontstaat bevat dezelfde introns en exons






Slide 19 - Tekstslide

RNA splicing






De introns moeten uit het RNA geknipt worden: splicing






Slide 20 - Tekstslide

RNA splicing






Ná spicing ontstaat mRNA. Daarna verlaat het mRNA de kern.






Slide 21 - Tekstslide

Translatie
1
2
ribosoom deel 1 en 2
richting
startcodon





Slide 22 - Tekstslide

Translatie





Ribosomaal RNA (rRNA) bindt aan het 5’-einde van een mRNA molecuul (eerst deel 1 daarna deel 2).







1
2

Slide 23 - Tekstslide

Translatie





Schuift richting 3’ op zoek naar startcodon.
VAN 5’ NAAR 3’ DUS!!








Slide 24 - Tekstslide

Translatie
tRNA
aminozuur
anticodon
startcodon-Met



Slide 25 - Tekstslide

Translatie




tRNA transporteert de aminozuren.
tRNA heeft aan de bindingskant een ‘anticodon’ van het betreffende codon.









ribosoom deel 1 en 2
startcodon
richting
tRNA
anticodon



Slide 26 - Tekstslide

Translatie
volgende tRNA






Slide 27 - Tekstslide

Translatie
aminozuur koppeling
leeg tRNA los





Slide 28 - Tekstslide

Translatie





Na de koppeling van het volgende tRNA molecuul worden de aminozuren aan elkaar gekoppeld door het ribosoom.

Slide 29 - Tekstslide

Translatie






Het lege tRNA molecuul wordt losgekoppeld 











Slide 30 - Tekstslide

Translatie
volgende tRNA
aminozuur koppeling
leeg tRNA los





Slide 31 - Tekstslide

Translatie




Het ribosoom schuift één codon op en het proces gaat weer hetzelfde: tRNA bindt, aminozuur wordt gekoppeld, leeg tRNA wordt losgekoppeld, enz enz.











Slide 32 - Tekstslide

Translatie
stopcodon
ribosoom los





Slide 33 - Tekstslide

Translatie




Bij het stopcodon worden de polypeptideketen, het laatste lege tRNA en het mRNA van de ribosoom losgekoppeld.












Slide 34 - Tekstslide

tRNA
Zoek op:
Codons voor aminozuur Serine

Welke anticodon moet het tRNA dan hebben?

Slide 35 - Tekstslide

tRNA
 45 verschillende 
anticodon
wiebelbase

Slide 36 - Tekstslide

tRNA
De meeste organismen hebben maximaal 45 verschillende tRNA moleculen (en er zijn 64 codons mogelijk).

Slide 37 - Tekstslide

tRNA
Sommige tRNA moleculen passen ook op een codon met een niet precies passende laatste base (wiebelbase)

Slide 38 - Tekstslide

tRNA
Bijvoorbeeld:
codons voor Serine, AGC en AGU, worden gelezen door 
tRNA met anticodon UCG

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Lesdoel 17.3 Je kunt
☐ het transcriptieproces uitleggen.
☐ de bewerking van pre-mRNA tot mRNA beschrijven.
☐ het translatieproces beschrijven.

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
zie studiewijzer

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

tRNA
Zoek op:
Codons voor aminozuur Serine

Welke anticodon moet het tRNA dan hebben?

Slide 44 - Tekstslide

tRNA
 45 verschillende 
anticodon
wiebelbase

Slide 45 - Tekstslide

Coderende streng

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide