In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Lezen hoofdstuk 1-3
Slide 4 - Tekstslide
vorige les
Herhalen:
tekstdoelen
indeling tekst
Slide 5 - Tekstslide
Dit zijn tekstdoelen
A
informeren, amuseren, overtuigen, activeren
B
kranten, tv, social media
C
artikelen, moppen, recepten
D
overtuigen, bemoeien, vertellen
Slide 6 - Quizvraag
Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 8 - Quizvraag
Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 9 - Quizvraag
2.3 Lezen
Lesdoel:
verwijswoorden
signaalwoorden: tegenstelling en voorbeeld
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Open vraag
Vul het goede verwijswoord dat op de puntjes moet komen te staan in in het antwoordvlak. Plaats na elk verwijswoord een komma.
Merle heeft een glas laten vallen. ...... brak in honderden stukjes. ........ vader baalde van de rommel. .......vond dat ........ het zelf moest opruimen.
Vul de verwijswoorden in!
verwijswoorden
verwijswoorden
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 18 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 19 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeelden?