AF Oriëntatie op anatomie en fysiologie

M1W1
1
oriëntatie op anatomie en fysiologie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

M1W1
1
oriëntatie op anatomie en fysiologie

Slide 1 - Tekstslide

 oriëntatie op anatomie en fysiologie
LEERDOELEN...
  • je omschrijft de betekenis van anatomie en fysiologie
  • je legt het verband ertussen uit
  • je noemt de betekenis van veelgebruikte plaatsaanduidingen

Slide 2 - Tekstslide

 oriëntatie op anatomie en fysiologie
LEERDOELEN...
  • je legt uit welke anatomische vlakken er zijn en welke doorsnede die opleveren
  • je noemt de betekenis van veelgebruikte richting aanduidingen
  • je legt de 4 niveaus in opbouw uit

Slide 3 - Tekstslide

Anatomie...
  • ana = er doorheen
  • tomie = snijden
  • ontleedkunde
  • de wetenschap die zich bezig houdt met de bouw en vorm van het lichaam
 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 4 - Tekstslide

Anatomie, hierbij kan je je de volgende vragen stellen...
  • hoe ziet het eruit?
  • waaruit is het opgebouwd?
  • welke vorm heeft het?
 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 5 - Tekstslide

Fysiologie...
  • fysio = werking
  • logie = leer, studie
  • de wetenschap die zich bezighoudt met de functies in het lichaam
 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 6 - Tekstslide

Fysiologie, hierbij kan je je de volgende vragen stellen...
  • wat is de taak of functie?
  • hoe werkt het?
 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 7 - Tekstslide

anatomie
fysiologie
stofwisseling
ademhalen
beenmerg
bloed
spier

Slide 8 - Sleepvraag

waarom is anat. en fysio. kennis belangrijk in je beroep?

Slide 9 - Open vraag

De plaats waar iets is of gebeurt, wordt aangegeven door...
  • een voorvoegsel
  • een kernwoord
  • een achtervoegsel
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 10 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • intra = binnenin
  • extra = erbuiten
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • supra = boven
  • sub = onder
  • para = naast
  • peri = rondom
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 12 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • pre = voor
  • post = na
  • inter = tussen
  • per = er doorheen
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijke vlakken zijn...
  • het sagittale vlak
  • een doorsnee van voor naar achter, precies in het midden = mediaanvlak
  • Je krijgt dan een links en een rechts
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 14 - Tekstslide

Belangrijke vlakken zijn...
  • het frontale vlak
  • een doorsnee van links naar rechts...
  • Je krijgt dan een voorkant en een achterkant
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 15 - Tekstslide

Belangrijke vlakken zijn...
  • het transversale vlak
  • een horizontale doorsnee...
  • Je krijgt dan een onderkant en een bovenkant
 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 16 - Tekstslide

De mens leeft, doordat onderdelen ervan samenwerken....
  • dat gebeurt op vier verschillende niveaus...

opbouw van het lichaam

Slide 17 - Tekstslide

1 cellen

  • kleinst levende eenheid van de mens
  • er zijn veel soorten cellen
  • cellen gebruiken atomen en moleculen om hun taken uit te voeren

cellen

Slide 18 - Tekstslide

2 weefsel

  • een groep cellen met dezelfde bouw en functie
  • samen voeren ze deze functie in het groot uit

weefsel

Slide 19 - Tekstslide

2 weefsel

  • samen zorgen gelijksoortige cellen voor: dekken, binden, bewegen, reageren
  • dek- en bindweefsel
  • spier- en zenuwweefsel

weefsel
dekweefsel
bindweefsel
spierweefsel
zenuwweefsel

Slide 20 - Tekstslide

3 organen

  • een orgaan bestaat uit de vier weefselsoorten
  • duidelijk te onderscheiden
  • het heeft een specifieke taak

organen

Slide 21 - Tekstslide

4 orgaanstelsels

  • een orgaanstelsel bestaat uit meerdere organen
  • de organen werken samen met elkaar

orgaanstelsels

Slide 22 - Tekstslide

benoem de nummers...

orgaanstelsels

Slide 23 - Tekstslide

welke twee vlakken snijden iemand in de lengte doormidden? (links en rechts?)
timer
0:10
A
transversaal vlak
B
sagittaal vlak
C
frontaal vlak
D
horizontaal vlak

Slide 24 - Quizvraag

waar wordt een subcutane injectie gegeven?
timer
0:10
A
onder de huid
B
in de huid
C
naast de huid
D
na de huid

Slide 25 - Quizvraag

welk weefsel wordt gebruikt om het lichaam te laten bewegen?
timer
0:10
A
dekweefsel
B
spierweefsel
C
zenuwweefsel
D
bindweefsel

Slide 26 - Quizvraag

welke doorsnede zie je hier?
timer
0:10
A
een frontale doorsnede
B
een transversale doorsnede
C
een sagittale doorsnede
D
een digitale doorsnede

Slide 27 - Quizvraag