AF Oriëntatie op anatomie en fysiologie

les anatomie en fysiologie
les 1
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

les anatomie en fysiologie
les 1

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik?
Neem 1 minuut de tijd en beatwoord samen met degen die naast je zit de onderstaande vragen over mij.
  • Hoe heet ik 
  • Hoe oud ben ik 
  • Wat zijn mijn hobby's
  • Waar woon ik 
  • Hoe ziet mijn privéleven eruit  
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Wie zijn jullie
Hier gaan we achter komen aan de hand van 'heb je ooit vragen'. Je mag gaan staan als het antwoord ja is 

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1
Heb je ooit een hele serie gebingewatched?

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2
Heb je ooit op voetbal gezeten?

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 3
Heb je ooit vakantie gevierd in Spanje?

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 4
Heb je ooit een vreemde geholpen zonder iets terug te verwachten?

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 5
Heb je ooit in een achtbaan gezeten en er meteen spijt van gehad?

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 6
Heb je ooit een beroemdheid in het echt ontmoet?

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 7
Heb je ooit een gênant bericht naar de verkeerde persoon gestuurd?

Slide 10 - Tekstslide

1 oriëntatie op anatomie en fysiologie
LEERDOELEN...
  • je omschrijft de betekenis van anatomie en fysiologie
  • je legt het verband ertussen uit
  • je noemt de betekenis van veelgebruikte plaatsaanduidingen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Anatomie...
  • ana = er doorheen
  • tomie = snijden
  • ontleedkunde
  • de wetenschap die zich bezig houdt met de bouw en vorm van het lichaam
de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 13 - Tekstslide

Anatomie, hierbij kan je je de volgende vragen stellen...
  • hoe ziet het eruit?
  • waaruit is het opgebouwd?
  • welke vorm heeft het?
de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 14 - Tekstslide

Fysiologie...
  • fysio = werking
  • logie = leer, studie
  • de wetenschap die zich bezighoudt met de functies in het lichaam
de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 15 - Tekstslide

Fysiologie, hierbij kan je je de volgende vragen stellen...
  • wat is de taak of functie?
  • hoe werkt het?
1.1 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 16 - Tekstslide

anatomie
fysiologie
stofwisseling
ademhalen
beenmerg
bloed
spier

Slide 17 - Sleepvraag

Opbouw van het lichaam



Ons lichaam bestaat uit verschillende onderdelen die samenwerken. Van cellen (kleinste onderdeel) tot organisme (grootste onderdeel), elk deel heeft een speciale taak om ons gezond en actief te houden.

Slide 18 - Tekstslide

cellen
De kleinste levende bouwsteen van ons lichaam is een cel.
Cellen voeren belangrijke processen in het lichaam uit.

Zo geven zenuwcellen elektrische prikkels door
en slaan vetcellen energie op.



cellen

Slide 19 - Tekstslide

weefsel

  • een groep cellen met dezelfde bouw en functie
  • samen voeren ze deze functie in het groot uit

weefsel

Slide 20 - Tekstslide

weefsel

  • samen zorgen gelijksoortige cellen voor: dekken, binden, bewegen, reageren
  • dek- en bindweefsel
  • spier- en zenuwweefsel

weefsel
dekweefsel
bindweefsel
spierweefsel
zenuwweefsel

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht: zoek uit van onderstaande type weefsels
Wat is de functie?
Waar vind je dit weefsel in het menselijk lichaam?

  1. Epitheelweefsel
  2. Bindweefsel
  3. Spierweefsel
  4. Zenuwweefsel 


timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Organen

  • een orgaan bestaat uit de vier weefselsoorten
  • duidelijk te onderscheiden
  • het heeft een specifieke taak

organen

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf in 2-tallen alle organen die je kent. 

  • welke organen ken je
  • waarvoor zijn ze denk je  

Slide 24 - Tekstslide

orgaanstelsels

  • een orgaanstelsel bestaat uit meerdere organen
  • de organen werken samen met elkaar

Orgaanstelsels

Slide 25 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Organen die samenwerken aan een specifieke taak in het lichaam, vormen een orgaanstelsel. 
Zo werken organen zoals de mond, slokdarm, maag en darmen samen om het lichaam van voedingsstoffen te voorzien.
Het lichaam bestaat uit verschillende orgaanstelsels.

Slide 26 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een orgaanstelsel:
A
Ademhalingsstelsel
B
Urinewegstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Al deze en nog meer..

Slide 27 - Quizvraag

De plaats waar iets is of gebeurt, wordt aangegeven door...
  • een voorvoegsel
  • een kernwoord
  • een achtervoegsel
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 28 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • intra
  • extra =
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 29 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • intra = binnenin
  • extra = erbuiten
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 30 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • supra = 
  • sub = 
  • para = 
  • peri = 
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 31 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • supra = boven
  • sub = onder
  • para = naast
  • peri = rondom
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 32 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • pre 
  • post 
  • inter
  • per
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 33 - Tekstslide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • pre = voor
  • post = na
  • inter = tussen
  • per = er doorheen
Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 34 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
je omschrijft de betekenis van anatomie en fysiologie
je legt het verband ertussen uit
je noemt de betekenis van veelgebruikte plaatsaanduidingen

Slide 35 - Tekstslide

huiswerk

Slide 36 - Tekstslide