14 a: Het doel van een marteling was om een bekentenis af te dwingen.
14 b: Het doel van een lijfstraf was om wraak te nemen.
14 c: Op afbeelding 4 zie je marteling, op afbeelding 5 zie je lijfstraf.
14 d: Beccaria was tegen marteling, want daarmee kon je iedereen alles laten zeggen, ook al klopte er niets van. Hij was ook tegen lijfstraffen, want daar leerde mensen niet van. Daar werden ze geen beter mens van.
15: Bijvoorbeeld:
A De predikant voorrechten had. Als ieder mens gelijk was, zou hij zijn voorrechten verliezen.
B De militair de koning wilde beschermen. Als ieder mens gelijk was, zou er geen koning meer zijn die hij kon dienen.
C De edelman voorrechten had. Als ieder mens gelijk was, zou hij zijn voorrechten verliezen.