In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid
Herhaling
Welkom
A1A
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- Weekprogramma
- Quiz over theorie: wat weten jullie? + tijd voor laatste vragen.
Slide 2 - Tekstslide
Weekprogramma
Les 1 dinsdag 09:15: Deel A&B les; theorie halen, laatste vragen stellen.
Les 2 dinsdag 11:55: toets deel B (deel A heeft GEEN les, leren voor jezelf!)
Les 3 donderdag 13:15: Deel B aanwezig: Jonge Jury les met winacties
Let op: Deel A heeft woensdagochtend 14-4 toets om 8.30 uur in F01!
Slide 3 - Tekstslide
Belangrijke data
- 18 mei boekdoos inleveren (Jonge Jury)
-28 en 29 april: schrijversbezoek Chinouk Thijssen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Welk tussenkopje past boven deze alinea?
Sterren hebben speciaal voor fans een 'mooie' handtekening, waarin hun naam duidelijker te herkennen is dan in hun echte handtekening. Beroemdheden gebruiken vaak hun voornaam of beginletters. Dat is vooral handig, want met veel fans heb je niet altijd veel tijd.
A
Sterren
B
Voornaam en beginletters
C
Beroemdheden
D
Praktische handtekening
Slide 6 - Quizvraag
Welke tekstverband zie je en welk signaalwoord herken je? Hoewel alle leerlingen aanwezig zijn, gaat de les niet door vanwege ziekte.
Slide 7 - Woordweb
Welk verband is dit: Morgen ga ik eerst naar school, daarna langs mijn oma en vervolgens maak ik mijn huiswerk.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend
Slide 8 - Quizvraag
Welk verband is dit: Ik houd niet van vliegvakanties. Ten eerste is vliegen slecht voor het milieu en daarnaast heb ik claustrofobie.
A
voorwaarde
B
doel-middel
C
opsommend
D
toelichtend
Slide 9 - Quizvraag
Welk verband is dit: Als je niets te doen hebt, kun je lekker lang scrollen op je telefoon en filmpjes kijken. Het lijkt dan alsof je ontspant. Je brein is echter heel hard aan het werk om alle prikkels te verwerken.
A
tegenstelling
B
toelichtend
C
reden
D
opsomming
Slide 10 - Quizvraag
Bij een opsommend tekstverband worden dingen achter elkaar genoemd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Bij een toelichtend tekstverband worden er dingen in een bepaalde tijdsvolgorde uitgelegd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Tegenstelling
Toelichting
Opsomming
Chronologie
Tijd
daarna
vervolgens
ook
denk aan
verder
echter
maar
bovendien
bijvoorbeeld
straks
zoals
toch
Slide 13 - Sleepvraag
Noem de vier tekstDOELEN die je hebt geleerd.
Slide 14 - Open vraag
Wat is het tekstdoel van iemand die een brief schrijft naar de krant omdat hij het niet eens is met een artikel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het doel van een pannenkoekenrecept?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 16 - Quizvraag
Wat wil de schrijver vooral bereiken met een column of recensie?
A
dat je je vermaakt
B
dat je iets te weten komt
C
dat je zijn mening overneemt
D
dat je iets wel of niet gaat doen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het doel van een flyer aan de kant van de weg met de aankondiging van een theatervoorstelling?
A
amuseren
B
activeren
C
informeren
D
overtuigen
Slide 18 - Quizvraag
Amuseren
Informeren
Overtuigen
Activeren
Slide 19 - Sleepvraag
Noem drie dingen die je kunt tegenkomen in het slot van een tekst.
Slide 20 - Open vraag
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Hetzelfde als het onderwerp.
B
Een vraag over de tekst.
C
Een zin die het belangrijkste vertelt over het onderwerp van de tekst.
D
Een hele lange samenvatting over de tekst.
Slide 21 - Quizvraag
Waar moet jij van jezelf extra goed op letten tijdens het maken van de leestoets?
A
Netjes schrijven: hoofdletters en leestekens.
B
Niet direct antwoorden, maar eerst de hele alinea doorlezen.