Persoonsvorm - formuleren - hoofdletters

Persoonsvorm Tegenwoordige tijd 
Formuleren
Hoofdletters correct 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm Tegenwoordige tijd 
Formuleren
Hoofdletters correct 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Zoek de stam. 
De stam is een ander woord voor de ik-vorm.

Werken:        ik werk

Lopen:           ik loop
                                                    
Zeggen:        ik zeg

Vinden:          ik vind
werken
ik                           werk
je/u                      werk + t
hij/zij/het          werk + t
wij /jullie / zij   werk + en

De gebiedende wijs heeft dezelfde vorm als de stam: 
Werk! Loop! Sta op! 

Staat je achter het werkwoord? Ook dan schrijf je de stam: Werk je? Loop jij? Vind je?
Kun je geen jij  i.p.v.  je schrijven? Dan is je niet het onderwerp!

 De buurman vraagt  je om de heg te snoeien.
                                            jij 
In deze zin kun je het woord je niet voor jij vervangen. 
Het onderwerp is de buurman.   (wie/wat +persoonsvorm?)
De buurman is hij. 
Hij vraag +t                                                   De buurman vraagt.





Slide 3 - Tekstslide

Kijk eens naar de volgende zinnen: 
1a Hij bedoelt het altijd goed.
2a Hij heeft het altijd goed bedoeld.

De zinnen staan in de tegenwoordige tijd.
We zoeken de persoonsvorm. In de verleden tijd worden de zinnen:

1b. Hij bedoelde  het altijd goed.                                                       
2b Hij had              het altijd goed bedoeld.                               

Je kunt niet onthouden of je het werkwoord 'bedoelen' met een 't' of 'd' schrijft. 

Slide 4 - Tekstslide

Tip:
Weet je niet zeker of je de persoonsvorm met een t schrijft? 
Vervang de persoonsvorm door een ander werkwoord (werken) en dan hoor je de t.

           Je werkt.                                       Je vindt.                    
           Hij werkt.                                       Hij raadt.
De trein werkt                                      De trein rijdt. 
             Werk je?                                       Vind je?   

*Het werkwoord werken vervoeg je niet met een 'k'  en de werkwoorden: vinden, raden en rijden, vervoeg je niet met een 'd'.  De letter 'd 'hoort bij de stam! De stam is de ik-vorm. 



Slide 5 - Tekstslide

Kan een zin twee persoonsvormen hebben?
Als de zin samengesteld is, kun je twee persoonsvormen vinden.

1a    Als de zin samengesteld is, kun je twee persoonsvormen vinden.                               (enkelvoud)  
1b   Als de zinnen samengesteld zijnkunnen jullie twee persoonsvormen vinden.      (meervoud)

Een andere manier om de persoonsvorm te vinden:

1a   Als de zin samengesteld is, kun je twee persoonsvormen vinden.              (tegenwoordige tijd)  1c   Als de zin samengesteld was, kon je twee persoonsvormen vinden.          (verleden tijd)

In de bijzin staat de persoonsvorm aan het einde van de zin. 



Slide 6 - Tekstslide

Kan een persoonsvorm worden vervoegd met een d?
A
Ja
B
Soms
C
Nee

Slide 7 - Quizvraag

De medestudent beantwoor_ je vraag over de toets.
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Waar denk je aan bij duidelijk formuleren?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 19 - Woordweb

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 20 - Tekstslide

Regel 1: begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 22 - Quizvraag

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 23 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries

Slide 24 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 26 - Quizvraag

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 27 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 28 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 29 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 31 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 32 - Quizvraag

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 33 - Tekstslide

Opdrachten maken
Nu Nederlands
geplande taken:
Week 3 - pv tt - formuleren en hoofdletters



Slide 34 - Tekstslide