D1 6 October personal pronouns, question words

WELCOME BACK 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

WELCOME BACK 

Slide 1 - Tekstslide

Learning goals 
- I understand the present simple and I know what to do if I don't understand it. 
- I know how to prepare for the SO next week
- I can understand a clip about holiday friends
- I can use personal pronouns and question words 

Slide 2 - Tekstslide

Voor het SO 
- Leer alle woordjes. Je kunt dit doen met het rode vel in je boek, door gebruik van quizlet, door zelf flashcards te maken, door je te laten overhoren, door zelf zinnetjes te verzinnen met de woorden. Je kunt ook in de online omgeving van Stepping Stones oefenen met Slim Stampen. Ik laat het zo zien. 
- Bestudeer de grammatica op bladzijde 85. Snap je alles? Zo ja, ga online en maak de grammatica-oefeningen die je in je boek al hebt gemaakt nog een keer. 
- Ook hiermee kun je oefenen met Slim Stampen.
- Wat ook werkt: voor jezelf een SO maken en een of twee dagen later weer maken. 
De stof aan iemand anders uitleggen. Uit je hoofd voorbeelden opschrijven. 
- De kracht zit in de herhaling! 

Slide 3 - Tekstslide

Let's check homework 
I will ask you to give me the correct answers. You don't need to raise your hand, I will choose. 

Slide 4 - Tekstslide

Quizizz: words 
Go to joinmyquiz.com
Enter the code I am about to show you. 
The quiz is timed! 

Slide 5 - Tekstslide

Listening 
- Turn to page 66
- Read the strategy in 38 A and do exercise 38C
- After that, we listen to the audio for the first time. Everyone does 39A
- On the second listen, you choose: 39A again if you found it difficult, 39B if you found 39A easy. 
- Finally, after listening, do exercise 41 

Slide 6 - Tekstslide

Grammar 

Slide 7 - Tekstslide

Subject pronouns and object pronouns 
Subject = onderwerp 
Object = lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp. 

Subject pronouns zijn 
I, you, he, she, it, we, you, they 

Object pronouns zijn
me, you, him, her, it, us, you, them 

Slide 8 - Tekstslide

Subject pronouns come ... the verb.
Object pronouns come ... the verb.
before
after

Slide 9 - Sleepvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort op de plaats van het onderstreepte woord? 
Where is my dress?  My dress isn't in the cupboard. 
My sister is really good at tennis. My sister wins every match. 
My mother phones my sister every day. 

Is our teacher late? I haven't seen our teacher yet. 
My sister and I love our parents. My parents give us a lot of money.  
her 
it
they
him
she 

Slide 10 - Sleepvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort op de plaats van het onderstreepte woord? 
Where did you buy those shoes? I bought those shoes online. 
My friends and I all play football.  My friends and I play three times a week. 
We have a really sweet cat. ............. is called Mr. Miaow. 

Where is Peter? I haven't seen Peter for a long time. 

My sister and I love our parents. They give my sister and I a lot of money.  
he
them
us 
him 
we

Slide 11 - Sleepvraag

To work! 
- Turn to page 76.
- Do exercise 56D, 57, 58 and 59 
- You should be able to do 58 and 59 on your own, without me explaining it. 
- To help you, the translations of all the question words are on the next slide. 

Slide 12 - Tekstslide

Wh-word 
What
Where
How
When
Why
Who
Which 


Vertaling
Wat
Waar
Hoe
Wanneer
Waarom
Wie
Welk(e) 

Slide 13 - Tekstslide

Homework
Study for the SO! 

Slide 14 - Tekstslide