literatuur: theorie - verhaalanalyse

Literaire theorie - verhaalanalyse
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Literaire theorie - verhaalanalyse

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent de literaire begrippen.
  • Je kunt een verhaal analyseren m.b.v. de literaire begrippen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is volgens jou literatuur?

Slide 3 - Open vraag

Literatuur of lectuur?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

waardoor ontstaat spanning in een verhaal?

Slide 6 - Open vraag

Spanning
Hoe houdt de schrijver zijn lezer aan het lezen? Door spanning te creëren.
  1. spelen met tijd (flash forward, flashback)
  2. vragen oproepen (waarom, door wie, waar?)
  3. wisselen van verhaallijn of perspectief
  4. lezer meer info geven dan personage heeft
  5. lezer op verkeerde been door suggesties...

Slide 7 - Tekstslide

Terminologie
  • handeling, plot, intrige: de gebeurtenissen in een boek/verhaal
  • thema: in enkele woorden weergeven plot
  • onderwerp: kortste weergave plot
  • ---------------------------------------------------------------------
  • achterliggend idee/ thema

Slide 8 - Tekstslide

welke vraag roept onderstaand fragment bij jou op?

Het loopt tragisch met mij af, daar lijkt het nu toch echt op. De schuifpui van het atelier staat open. Ik hoor vuur laaien.
(J.W. Otten, Specht en zoon)

Slide 9 - Open vraag

Ik heb vader naar boven gedaan.
wat vraag je je nu af?
(Boven is het stil, G. Bakker)

Slide 10 - Open vraag

Het begin
ab ovo= Het verhaal begint bij het begin.

post rem= Het verhaal begint bij het eind. Men vertelt door middel van flasbacks terug.

in media res= Je begint midden in het verhaal.

Slide 11 - Tekstslide

Het slot
  • Gesloten einde: de zaak is opgelost, alles is nu in orde
  • Open einde: verhaal nog niet afgelopen > veroorzaakt nieuwe spanning - je blijft nog enige tijd bij het boek
  • Cirkelvormige structuur: het slot sluit aan bij het begin

Slide 12 - Tekstslide

Ik hou van boeken met een open einde. Dat maakt dat ik er nog langer over na blijf denken
A
eens
B
oneens

Slide 13 - Quizvraag


                     Motief = steeds terugkerende element
verhaalmotief
herhaald, betekenisvol element in en voor een specifiek verhaal
abstract motief
onmacht, liefde, toeval, eenzaamheid, oorlog
leidmotief
terugkerende concrete zaken (vaak symbolische) dobbelsteen (toeval) spiegel (zelfbeeld)
christelijk motief
verwijst naar christelijke verhalen (duivel, De verloren zoon)
klassiek(mythologisch) motief
verwijst naar klassieke verhalen, bijv. oedipusmotief, Assepoester)

Slide 14 - Tekstslide

een steeds terugkerende rode auto is een:
A
abstract motief
B
leidmotief

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

welke motieven herken je in het filmpje?

Slide 17 - Open vraag

wat is het thema van dit filmpje?

Slide 18 - Open vraag

Personages
hoofdpersonages
bijpersonages
meerdere karaktertrekken
weinig karaktertrekken
psychologische ontwikkeling
geen ontwikkeling
betrokken bij veel gebeurtenissen
tegenstander of helper van hoofdpersonage

Slide 19 - Tekstslide

hoe kun je een personage (of een medemens) leren kennen?

Slide 20 - Open vraag

Personages
  • Flat character =  verandert niet, oppervlakkig, weinig eigenschappen
  • Round character = maakt een ontwikkeling door, leer je beter kennen, complexe persoonlijkheid
  • Type = vaststaand stereotype personage --> heks, schooljuf

Slide 21 - Tekstslide

Personages en romangenres
  • psychologische roman - primair doel om personage(s) zo diepgaand mogelijk te beschrijven 
  • sociale roman - beschrijving maatschappelijk bepaalde groep personen  
  • ontwikkelingsroman - geestelijke rijping van personage centraal 
  • coming of age - psychologische en morele groei van een hoofdpersoon van jeugd tot volwassenheid

Slide 22 - Tekstslide

bespreek met je buur
In welke tijd speelt dit verhaal zich af? 
Hoe zie je de verandering in tijd in deze film? 
Wat zou volgens jou de vertelde tijd zijn?

Slide 23 - Tekstslide

Tijd en romangenres
  • historische roman > speelt zich af in het verleden (De zwarte met het witte hart - A. Japin)
  • toekomstroman > speelt zich af in de toekomst (Weerwater - R. Dorrestein)
  • zedenroman > zeden en gewoonten van bepaalde tijd en milieu staan centraal (Alleen maar nette mensen - R. Vuijsje)

Slide 24 - Tekstslide

Tijd
De verhouding tussen verteltijd (kun je uitdrukken in aantal bladzijdes, regels, woorden) en vertelde tijd (de tijd die de gebeurtenissen in het boek in beslag nemen, dit kan in dagen, jaren, minuten, afhankelijk van het boek) is nooit constant. Vertel je 10 jaar in 1 bladzijde dan ga je niet diep op die tijd in (tijdverdichting, tijdversnelling), maar wil je spanning opvoeren en een climax uitstellen, dan beschrijf je 10 seconden in 5 bladzijden (tijdverruiming, tijdvertraging). Je moet dan wel goed kunnen schrijven, want lezers zijn op die momenten ook geïnteresseerd in de gebeurtenissen.





Slide 25 - Tekstslide

Een verhaal kan chronologisch verteld worden: de gebeurtenissen na elkaar in dezelfde volgorde als ze gebeurden. Vaak maken schrijvers sprongen in de tijd. De flashback kijkt terug in de tijd, vooruitblikken in de tijd (met de flash forward) kan eigenlijk alleen de alwetende verteller (zie boven). Soms heb je wel prospectieve elementen, op het moment dat je ze leest heb je niet in de gaten dat het een vooruitwijzing is. Pas later in het verhaal valt het kwartje en herinner je je deze woorden.

In welke grammaticale tijd is het verhaal geschreven, de tegenwoordige of de verleden tijd? Of wisselt dit, bijvoorbeeld de flashbacks in de tegenwoordige tijd en het heden in de verleden tijd

Slide 26 - Tekstslide

De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen vrijwel nihil, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was, dus had ze de stekker in het contact gelaten.
Tonio door A.FT. van der Heyden

Slide 27 - Tekstslide

het fragment op de vorige slide uit Tonio is een voorbeeld van
A
tijdvertraging
B
tijdversnelling

Slide 28 - Quizvraag

Plaats en ruimte (decor)
  • Plaats: tastbare, fysieke ruimtes waarbinnen de gebeurtenissen zich afspelen. (kamer, stad, weiland, tunnel, berg…)
  • Ruimte: weer- en sfeeraanduidingen (mist, regen, maanloze nacht, zon, dreigend, feestelijk …) > bezielde omgeving

Slide 29 - Tekstslide

Wat is hier GEEN voorbeeld van plaats in een verhaal?
A
Prehistorie
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 30 - Quizvraag

Welke invloed kan de ruimte 'stad' of 'eiland' hebben op een personage?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Door wiens ogen zie je het verhaal?

Slide 34 - Open vraag

perspectief
het standpunt van een personage ten opzichte van een gegeven in het verhaal, meer specifiek diens blik op de zaak.
door wiens ogen zien wij alles gebeuren?

Slide 35 - Tekstslide

auctoriale  en onzichtbare verteller
alwetende/ auctoriale verteller
verteller doet zich voor als auteur; 
neemt geen deel aan de gebeurtenissen; zichtbaar in de tekst; 
soms in ik-vorm; 
richt zich tot de lezer; 
speelt met het fictionele karakter
onzichtbare verteller
ook alwetend; niet zichtbaar in de tekst; het verhaal lijkt zichzelf te vertellen

Slide 36 - Tekstslide

personale verteller
  • verteller speelt geen rol in de vertelde geschiedenis
  • verhaal is in hij-vorm geschreven
  • deze hij-figuur staat in de gebeurtenissen centraal
  • hij is een van de personages uit het verhaal (dus ook betrokken bij de gebeurtenissen 
  • lezer beleeft mee vanuit zijn visie en weet alles wat deze figuur denkt, doet, voelt
  • wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend

Slide 37 - Tekstslide

ik- perspectief
  • verteller speelt een rol in de vertelde geschiedenis
  • verhaal is in de ik-vorm geschreven
  • verteller kan er (net als in personaal perspectief) voor kiezen zijn personage iets te laten vertellen wat in het verleden is gebeurd
  • vraag je af hoe betrouwbaar is het perspectief?

Slide 38 - Tekstslide

Vertellend en belevend ik
  • belevend-ik vertelt over gebeurtenissen in het verhaalheden. 
  • vertellend-ik vertelt over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het verleden. Hij kan terugkijken en er commentaar op leveren.

Slide 39 - Tekstslide

Ík ga mij scheren en kleed mij aan. Ik pak rugzak en koffer in met veel overleg. De dingen die ik zal achterlaten in Alta, doe ik nu maar vast in de koffer : witte overrhemden, het elektrische scheerapparaat enz.' 
W.F. Hermans - Nooit meer slapen
‘Ik was tot niets in staat in die tijd; elke avond liep of fietste ik over het jaagpad langs de vliet in de richting van het Bommeer. Achteraf heb ik het gevoel dat dat de mooiste avonden in mijn leven zijn geweest; ik had iets om over te treuren en ik was toch niet ongelukkig want ik was verliefd.’
(..) Ik probeerde haar gezicht voor me te halen maar dat lukte me niet. Ik hoorde een vreemd geluid maar ik dacht dat het een vogel was en ik mijmerde verder over dat meisje waarop ik tot op de dag vandaag verliefd ben gebleven. Toen klonk een stem achter mij: ‘Wat doe je daar?’
‘De neef van Mata Hari’, in: ‘Het Vrome Volk'M. 't Hart
‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’
G. Reve De Avonden
Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn pantserachtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje optilde, zag hij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen samengestelde buik, met daar bovenop de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer.
"Wat is er met me gebeurd?" dacht hij. Het was geen droom.
F. Kafka, De gedaanteverwisseling
Ik kon me niet meer bewegen toen ik Thera voor het eerst zag. En daar is niets aan overdreven. Ik begon niet te zweten of te stotteren, nee, ik verstijfde. Dat was alles. Ik stond met twee rode, knipperende horentjes op mijn hoofd dicht bij de brug over de gracht en was nog niet in staat mijn pink te bewegen.
vertellend-ik
ik-verteller
alwetende verteller
personale verteller
belevend ik

Slide 40 - Sleepvraag

structuur of opbouw van een roman
  • wijze waarop boek is opgebouwd, kijk naar:
  • voorwerk: titel / ondertitel / opdracht / motto / proloog 
  • eigenlijke tekst: hoofdstukken / titels / delen
  • nawerk: epiloog 
  • verhaallijnen of verhaallagen die samenkomen of elkaar kruisen


Slide 41 - Tekstslide

Zijn de begrippen allemaal duidelijk voor je?
0100

Slide 42 - Poll

Zou je een verhaal kunnen analyseren m.b.v. de literaire begrippen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll