Poëzie gym 3 - het sonnet

Leerdoelen
Aan het eind van de les...
kun je kenmerken van een sonnet uitleggen. 
kun je kenmerken van een sonnet herkennen en benoemen. 
kun je het begrip volta uitleggen en herkennen in een sonnet. 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Aan het eind van de les...
kun je kenmerken van een sonnet uitleggen. 
kun je kenmerken van een sonnet herkennen en benoemen. 
kun je het begrip volta uitleggen en herkennen in een sonnet. 

Slide 1 - Tekstslide

Geschiedenis van het sonnet
  • Italië  (eind 13e / begin 14e eeuw)
  • Renaissance 
  • Dante en Petrarca
  • Nederland (16e eeuw)
  • Jacques Perk
  • William Shakespeare

Slide 2 - Tekstslide

Regels van het sonnet
  • Altijd 14 regels 
  • Twee kwatrijnen (samen: octaaf)
  • Twee terzinen (samen: sextet)
  • Het meest traditionele rijmschema is: abba abba cdc dcd, andere varianten komen wel voor, maar er is altijd sprake van enige vorm van rijm.

Slide 3 - Tekstslide

Petrarcasonnet
  • Een klassiek sonnet is een rijmend gedicht van 14 regels en met de volgende structuur            -->  eerst twee kwatrijnen en daarna twee terzinen.
  • Het rijmschema kan variëren, maar veel voorkomende rijmschema's zijn
  • abba abba cdc cdc


Slide 4 - Tekstslide

Shakespearesonnet

Sonnet nr. 130
Mijn liefje heeft geen ogen als de zon;
 Veel roder dan haar lippen is koraal;
 En sneeuw is wit? Dan zijn haar borsten vaal;
 Zijn haren goud? ’t Is zwart goud dat zij spon.

 En ik ken rozen, roze, wit en rood,
 Maar zulke rozen sieren niet haar wangen;
 Ook zijn er geurtjes waar ik meer van genoot;
 Dan die er in mijn liefjes adem hangen.

 Ik die graag hoor praten moet beamen
 Dat ik muziek vaak aangenamer vond;
 Nooit zag ik hoe godinnen nader kwamen,
 als zij loopt, stampt mijn liefje op de grond.

En toch, mijn hemel, mijn lief kan meer bekoren
 Dan al die vrouwen vervalst in metaforen.
William Shakespeare (1564 - 1616)


Slide 5 - Tekstslide

Shakespearesonnet
  • 14 regels
  • 3 kwatrijnen = 3x 4 regels
  • 1 distichon = 1x 3 regels
  • abab cdcd efef gg

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Sonnet 18

Shall I compare thee to a summer's day?
Thou art more lovely and more temperate.
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer's lease hath all too short a date.
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimmed,
And every fair from fair sometime declines,
By chance or nature's changing course untrimmed;
But thy eternal summer shall not fade
Nor lose possession of that fair thou ow'st,
Nor shall death brag thou wander'st in his shade
When in eternal lines to time thou grow'st.
             So long as men can breathe or eyes can see,
             So long lives this, and this gives life to thee.
Sonnet 18 

Zal ik jou vergelijken met een zomerdag?
Je bent veel mooier, zachter, niet zo heet
Ruwe winden schudden lieftallige knoppen in mei
En voor je het weet is die zomer alweer voorbij
Soms schijnt het hemeloog te fel
En dan weer wordt haar gouden glans versluierd
Al wat mooi is vervaagt zo met de tijd
Door ongeluk of door verval van de natuur
Maar jouw zomer gaat nimmermeer voorbij
Noch zal jouw schoonheid ooit vergaan
Noch zal de Dood snoeven dat jij in zijn schaduw dwaalt,
Want deze regels vereeuwigen jou
      Zolang er mensen leven en dit kunnen aanschouwen
       Zal jij in dit gedicht verder leven.

Slide 8 - Tekstslide

Inhoud
  • Thema - de vergankelijkheid van aardse schoonheid en de eeuwigheid van de poëzie.  Oorspronkelijke onderwerp -> de geliefde tot wie de dichter zich richt, is een man; hoewel het gedicht vaak wordt gebruikt om een vrouw te beschrijven.
  • Metrum - jambische pentameter -> rijmschema waarin elke sonnetregel bestaat uit tien lettergrepen - verdeeld in vijf paren, jambes genoemd, waarbij elk paar begint met een onbeklemtoonde lettergreep. 
  • 'Shall I compare thee to a summer's day?'

Slide 9 - Tekstslide

Inhoud
  • De dichter vergelijkt zijn geliefde met het zomerseizoen en beweert dat zijn geliefde beter is.  Zijn geliefde zal eeuwig leven in de woorden van het gedicht. Er zijn parallellen met de gedichten van Ovidius Tristia en Amores, die beide ook gelijkaardige thema's behandelen.

Slide 10 - Tekstslide

Inhoud
  • De eerste twee kwatrijnen richten zich op de schoonheid van de door de dichter bewonderde man.  - vergelijkt deze met een zomerse dag, maar laat zien dat er geen sprake kan zijn van enige vergelijking, aangezien de tijdloze schoonheid van deze man die van het vluchtige, onbestendige seizoen overtreft
  • Bedenkt een manier om deze schoonheid te vereeuwigen. De meest aangewezen manier zou het krijgen van kinderen zijn, waarin de schoonheid van de ouder weerspiegeld zou zijn. Omdat de toegesprokene echter geen kinderen wil, zal de dichter die schoonheid vatten in de "eternal lines" van een gedicht.
  • Hier zien we ook hoe Shakespeare "zomer" gebruikt als metafoor voor schoonheid en jeugd.

Slide 11 - Tekstslide

Modern sonnet
Een modern sonnet lijkt veel op een gewoon sonnet. Het grote verschil is dat de dichtvorm sonnet hoort te rijmen, terwijl een dichter bij het schrijven van een modern sonnet juist rijm doelbewust vermijdt. 

De strofe-indeling van een modern sonnet is meestal gelijk aan het klassieke sonnet (4/4/3/3) of het Engelse sonnet (4/4/4/2).

Slide 12 - Tekstslide

Modern sonnet
Joke Kaviaar
Kaas
De schaal met blokjes kaas gaat rond
Daarin geprikt het rood wit blauw
De vlag van 't nieuwe vaderland
wordt uitgedeeld - kritiek verstomt

Welkom zijn de nieuwe mensen
Als mosterd, want de kaas is flauw
Het volkslied in 't geheugen gebrand
netjes gezongen - Nog wat te wensen?

De camera's, zij registreren de zucht
die na jaren wachten wordt geslaakt
We krijgen te horen hoe opgelucht

de vreemden zijn die tot ons zijn gemaakt
Dat wij voor hen niet meer beducht
hoeven zijn - Maar de grens wordt bewaakt



Slide 13 - Tekstslide

De wending
  • Wending = Volta
  • Wordt gezien als een soort ontwikkeling/verandering

Slide 14 - Tekstslide

 Volta





Geert Zomer
De sonnettenschrijver
Hij wilde graag sonnetten schrijven,
woorden schikken in een klassieke vorm.
Zinnen die bij hun lezers zouden beklijven,
ze wikken en wegen volgens de norm.

Maar het liefst wilde hij lekkere wijven,
om te beminnen, in Harderwijk of Benidorm.
Hij zocht ze op stranden, die naakte lijven,
om ze desnoods te verdoven met chloroform.

Hij was niet bij machte er één te versieren.
Een heerlijke snol of lekkere del?
Hij wist het telkens te verstieren.

Floor, Sandra, Annabel, Pia of Nel,
ze wezen hem af, die vervelende klieren.
Maar sonnetten schrijven, dat lukte hem wel!

Slide 15 - Tekstslide

Waar zit de wending in het gedicht van Geert Zomer?

Slide 16 - Open vraag

Aan het eind van de les...
kun je kenmerken van een sonnet uitleggen.
kun je kenmerken van een sonnet herkennen en benoemen.
kun je het begrip volta uitleggen en herkennen in een sonnet.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll