Sonnet 18
Zal ik jou vergelijken met een zomerdag?
Je bent veel mooier, zachter, niet zo heet
Ruwe winden schudden lieftallige knoppen in mei
En voor je het weet is die zomer alweer voorbij
Soms schijnt het hemeloog te fel
En dan weer wordt haar gouden glans versluierd
Al wat mooi is vervaagt zo met de tijd
Door ongeluk of door verval van de natuur
Maar jouw zomer gaat nimmermeer voorbij
Noch zal jouw schoonheid ooit vergaan
Noch zal de Dood snoeven dat jij in zijn schaduw dwaalt,
Want deze regels vereeuwigen jou
Zolang er mensen leven en dit kunnen aanschouwen
Zal jij in dit gedicht verder leven.