Op Niveau 3K Over Taal blok 5-6

boek lezen 
timer
10:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

boek lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je oefent de betekenis van examenwoorden en woorden uit teksten.
  • Je weet wat stijlfouten zijn: dubbele ontkenning en verhaspeling, verkeerde woorden en uitdrukkingen.

Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste betekenis van het woord: deskundige
A
reactie
B
duidelijk worden
C
iemand die veel van iets weet
D
mening

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van het woord: letterlijk
A
mening
B
precies zoals het gezegd of geschreven is
C
reactie
D
duidelijk worden

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van het woord: opvatting
A
mening
B
reactie
C
duidelijk worden
D
iemand die veel van iets weet

Slide 5 - Quizvraag

Echter betekent:
A
maar
B
want
C
ook
D
omdat

Slide 6 - Quizvraag

Volgens betekent:
A
nadat
B
zorgen dat iets niet gebeurt
C
laten zien
D
zoals iemand het zegt

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent : overwegen
A
het verkeerde gewicht aflezen
B
te zwaar zijn
C
nadenken of je iets wil doen of niet

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent: afgelegen
A
te lang in je bed blijven liggen
B
aan de andere kant van de wereld
C
dichtbij
D
ver weg van de bewoonde wereld

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent: huidig
A
globaal
B
van nu
C
met huid
D
zonder huid

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent: immens
A
gigantisch klein
B
tussen mensen
C
onder mensen
D
gigantisch groot

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent: recent
A
heel goedkoop
B
heel duur
C
pas gebeurd
D
het moet nog gebeuren

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: vol aan de bak gaan
A
heel hard aan het werk gaan
B
de gevangenis ingaan
C
heel hard je best doen
D
langzaam doen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

In de volgende zin staat een verhaspeling. Verbeter de zin.

Oef, deze doos weegt erg zwaar.

Slide 15 - Open vraag

In de volgende zin staat een verhaspeling. Verbeter de zin.

Wil je even nachecken of de deur op slot is?

Slide 16 - Open vraag

In de volgende zin staat een verhaspeling. Verbeter de zin.

Ik vind dat jij je eigen boontjes moet regelen.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Verbeter de zin.
De verdachte ontkent dat hij niets met de zaak te maken heeft.

Slide 19 - Open vraag

Verbeter de zin.
Het is verboden om hier geen fietsen te plaatsen.

Slide 20 - Open vraag

Verbeter de zin.
Mijn oma wil voorkomen dat ze geen griep krijgt.

Slide 21 - Open vraag

Verbeter de zin.
Mijn ouders verbieden me dat ik niet naar de stad ga.



Slide 22 - Open vraag

Wat is een dubbele ontkenning?
A
twee woorden die tegenovergesteld zijn.
B
twee woorden die allebei een ontkenning aangeven.
C
twee woorden die door elkaar worden gehaald.
D
twee woorden die hetzelfde betekenen.

Slide 23 - Quizvraag

Feilloos
A
Zonder fouten
B
Met fouten

Slide 24 - Quizvraag

Onherroepelijk
A
Veranderlijk
B
Niet meer te veranderen
C
Er valt over te praten
D
Onveranderlijk

Slide 25 - Quizvraag

stelselmatig
A
Telkens weer en per ongeluk
B
Telkens weer en opzettelijk
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Geschikt
A
Toepasselijk
B
Erbij passend
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Wijdverbreid
A
verspreid over een groot gebied
B
Verspreid over veel mensen
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 28 - Quizvraag

1.De autoriteiten hebben een rookverbod in cafés ingesteld. Autoriteiten =

Slide 29 - Open vraag

2.Ik sta wel achter dat rookverbod, want roken is ongezond.
Ergens achter staan=

Slide 30 - Open vraag

3.De medezeggenschapsraad behartigt de belangen van de leerlingen.
Behartigen=

Slide 31 - Open vraag

4.Ik bepleit dat er grotere fietsenhokken komen, want de huidige hokken zijn echt veel te klein.
Bepleiten=

Slide 32 - Open vraag

Stijlfouten: Verkeerde woorden
Eén  deelnemer steekt met kop en schotel boven
de rest uit. → met kop en schouders

Slide 33 - Tekstslide

1.Die tuinman krijgt zijn nieuwe klanten vooral door mond-op-mondreclame.

Slide 34 - Open vraag

2.Mijn nicht woont een half jaar in Frankrijk en spreekt nu al vloeibaar Frans.

Slide 35 - Open vraag

3.Het was een saaie bedoeling op het feestje van mijn oma.

Slide 36 - Open vraag

Binnen twintig minuten bezorgde de pizzacoureur onze bestelling.

Slide 37 - Open vraag

Verkeerde uitdrukkingen

Wat moet het zijn?


De appel valt niet ver van de boom

Slide 38 - Tekstslide

Daar kraait geen hond meer naar.

Slide 39 - Open vraag

2.Ik zie door het bos de bomen niet meer.

Slide 40 - Open vraag

3.Het gaat het ene oog in en het andere weer uit.

Slide 41 - Open vraag

4.Anneloes kijkt alsof ze vuur ziet branden.

Slide 42 - Open vraag

5.De aap steekt uit de mouw.

Slide 43 - Open vraag

Kies één van de uitdrukkingen en maak hier een tekening van. Je kunt hiermee een bonuspunt verdienen voor de toets.

1. Daar komt de aap uit de mouw

2. De appel valt niet ver van de boom

3 De kat op het spek binden

4 Je slaat de spijker op zijn kop

5 Hoge bomen vangen veel wind

Slide 44 - Tekstslide