Blok 6 Over taal extra

boek lezen 
timer
30:00
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

boek lezen 
timer
30:00

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les


  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • weet je wat een dubbele ontkenning is;
  • weet je wat een verhaspeling is;
  • weet je wat de invloed van het Engels op de Nederlandse taal is.
  • heb je een aantal examenwoorden uit blok 1 tot en met 5 herhaald;
  • weet je hoe je verkeerd gebruik van een woord of uitdrukking kunt voorkomen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent: recent
A
heel goedkoop
B
heel duur
C
pas gebeurd
D
het moet nog gebeuren

Slide 3 - Quizvraag

Wijdverbreid
A
verspreid over een groot gebied
B
Verspreid over veel mensen
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Geschikt
A
Toepasselijk
B
Erbij passend
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

stelselmatig
A
Telkens weer en per ongeluk
B
Telkens weer en opzettelijk
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Onherroepelijk
A
Veranderlijk
B
Niet meer te veranderen
C
Er valt over te praten
D
Onveranderlijk

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent: huidig
A
globaal
B
van nu
C
met huid
D
zonder huid

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent: afgelegen
A
te lang in je bed blijven liggen
B
aan de andere kant van de wereld
C
dichtbij
D
ver weg van de bewoonde wereld

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent : overwegen
A
het verkeerde gewicht aflezen
B
te zwaar zijn
C
nadenken of je iets wil doen of niet

Slide 10 - Quizvraag

Volgens betekent:
A
nadat
B
zorgen dat iets niet gebeurt
C
laten zien
D
zoals iemand het zegt

Slide 11 - Quizvraag

Echter betekent:
A
maar
B
want
C
ook
D
omdat

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van het woord: opvatting
A
mening
B
reactie
C
duidelijk worden
D
iemand die veel van iets weet

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van het woord: letterlijk
A
mening
B
precies zoals het gezegd of geschreven is
C
reactie
D
duidelijk worden

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van het woord: deskundige
A
reactie
B
duidelijk worden
C
iemand die veel van iets weet
D
mening

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Benny wilde de fietser voorbijgaan.
B
Benny wilde de fietser passeren.
C
Benny wilde de fietser voorbij passeren.

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Deze doos weegt echt zwaar.
B
Deze doos is echt zwaar.
C
Deze doos weegt echt veel.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Verbeter de zin.

De verdachte ontkent dat hij niets met de zaak te maken heeft.

Slide 20 - Open vraag

Verbeter de zin.

Mijn oma wil voorkomen dat ze geen griep krijgt.

Slide 21 - Open vraag


Verbeter de zin.

Mijn ouders verbieden me dat ik niet naar de stad ga.



Slide 22 - Open vraag


Ik ben nooit niet bang in de achtbaan.
Verbeter de dubbele ontkenning in de zin.

Slide 23 - Open vraag



Het is verboden om hier geen fietsen te plaatsen.                 Verbeter de dubbele ontkenning in de zin.

Slide 24 - Open vraag

Wat is een dubbele ontkenning?
A
twee woorden die tegenovergesteld zijn.
B
twee woorden die allebei een ontkenning aangeven.
C
twee woorden die door elkaar worden gehaald.
D
twee woorden die hetzelfde betekenen.

Slide 25 - Quizvraag

De autoriteiten hebben een rookverbod in cafés ingesteld. Autoriteiten =

Slide 26 - Open vraag

Ik sta wel achter dat rookverbod, want roken is ongezond.
Ergens achter staan=

Slide 27 - Open vraag

De medezeggenschapsraad behartigt de belangen van de leerlingen.
Behartigen=

Slide 28 - Open vraag

Ik bepleit dat er grotere fietsenhokken komen, want de huidige hokken zijn echt veel te klein.
Bepleiten=

Slide 29 - Open vraag

Stijlfouten: Verkeerde woorden
Eén  deelnemer steekt met kop en schotel boven
de rest uit. → met kop en schouders

Slide 30 - Tekstslide

Die tuinman krijgt zijn nieuwe klanten vooral door mond-op-mondreclame.

Verbeter het foute woord

Slide 31 - Open vraag

Mijn nicht woont een half jaar in Frankrijk en spreekt nu al vloeibaar Frans.

Verbeter het foute woord

Slide 32 - Open vraag

Het was een saaie bedoeling op het feestje van mijn oma.

Verbeter het foute woord

Slide 33 - Open vraag

Verkeerde uitdrukkingen

Wat moet het zijn?


De appel valt niet ver van de boom

Slide 34 - Tekstslide

Daar kraait geen hond meer naar.
Verbeter het woord/de zin

Slide 35 - Open vraag

Ik zie door het bos de bomen niet meer.

Verbeter de zin

Slide 36 - Open vraag

Het gaat het ene oog in en het andere weer uit.

Verbeter de zin/ het woord

Slide 37 - Open vraag

Anneloes kijkt alsof ze vuur ziet branden.
Verbeter de zin/het woord

Slide 38 - Open vraag

Kies één van de uitdrukkingen en maak hier een tekening van. Je kunt hiermee een bonuspunt verdienen voor de toets.

1. Daar komt de aap uit de mouw

2. De appel valt niet ver van de boom

3 De kat op het spek binden

4 Je slaat de spijker op zijn kop

5 Hoge bomen vangen veel wind

Slide 39 - Tekstslide