In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hoofdletters in zakelijke teksten
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je het gebruik van hoofdletters in zakelijke teksten uitleggen en fout gebruik van hoofdletters herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide dient ter introductie van de leerdoelen van de les.
Wat weet jij al over het gebruik van hoofdletters in zakelijke teksten?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Een hoofdletter gebruik je aan het begin van een zin, bij eigennamen, afkortingen en titels.
Slide 4 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van elk gebruik van een hoofdletter en laat de studenten deze opschrijven.
Eigennamen
Een eigennaam is de naam van een persoon, plaats, organisatie of merk. Deze schrijf je met een hoofdletter.
Slide 5 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van eigennamen en laat de studenten deze opschrijven.
Afkortingen
Afkortingen schrijf je met hoofdletters, zoals 'NATO' en 'CEO'.
Slide 6 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van afkortingen en laat de studenten deze opschrijven.
Titels
Titels als 'Mevrouw' en 'Professor' schrijf je met een hoofdletter.
Slide 7 - Tekstslide
Geef een aantal voorbeelden van titels en laat de studenten deze opschrijven.
Fout gebruik van hoofdletters
Hoofdletters worden vaak onnodig gebruikt. Bijvoorbeeld bij beroepen, zoals 'de Leraar' in plaats van 'de leraar'.
Slide 8 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van fout gebruik van hoofdletters en laat de studenten deze opschrijven.
Oefening
Schrijf de volgende zin over en gebruik hoofdletters waar nodig: 'de minister van buitenlandse zaken bezoekt de verenigde staten'.
Slide 9 - Tekstslide
Geef de studenten de tijd om de zin over te schrijven en de fouten te corrigeren.
Controle
De zin hoort te zijn: 'De minister van Buitenlandse Zaken bezoekt de Verenigde Staten'.
Slide 10 - Tekstslide
Laat de verbeterde zin zien en bespreek waarom bepaalde woorden wel of geen hoofdletter nodig hebben.
Welke zin is correct geschreven?
A
We hebben vorige week een afspraak gehad met de directeur van de afdeling.
B
We hebben vorige week een afspraak gehad met de Directeur.
C
We hebben vorige week een afspraak gehad met de Directeur van de afdeling.
D
We hebben vorige week een afspraak gehad met de directeur.
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer gebruik je een hoofdletter bij een titel?
A
Bij een abstract begrip
B
Bij elke titel
C
Bij een algemene groep
D
Bij een specifieke persoon of functie
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke van de volgende woorden wordt niet met een hoofdletter geschreven?
A
Nederland
B
Europa
C
de Tweede Kamer
D
ministerie
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 14 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 16 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.