1.3 Kwadraten
1 / 39
Lesduur is: 70 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Bereken
=
=
52
A
10
B
7
C
25
D
3
Slide 4 - Quizvraag
Bereken
=
=
92
A
18
B
81
C
11
D
7
Slide 5 - Quizvraag
Bereken
=
=
0,52
A
0,025
B
2,5
C
0,25
D
25
Slide 6 - Quizvraag
Bereken
=
=
0,662
A
0,04356
B
4,356
C
43,56
D
0,4356
Slide 7 - Quizvraag
Bereken
=
=
−112
A
121
B
22
C
-121
D
-22
Slide 8 - Quizvraag
Bereken
=
=
(−11)2
A
121
B
-121
C
-22
D
22
Slide 9 - Quizvraag
Bereken
=
=
−12,32
A
-151,29
B
-151,29
C
24,6
D
-24,6
Slide 10 - Quizvraag
Bereken
=
=
(−10,2)2
A
20,04
B
-20,04
C
-104,04
D
104,04
Slide 11 - Quizvraag
Bereken
-0,1 x -0,1
-0,1 x -0,1
A
(-0,1)^2
B
-0,1 ^2
Slide 12 - Quizvraag
Bereken
-0,1 x 0,1 =
-0,1 x 0,1 =
A
- 0,1^2
B
0,1^2
Slide 13 - Quizvraag
Bereken
-1,2 x -1,2=
-1,2 x -1,2=
A
-1,44
B
1,44
Slide 14 - Quizvraag
Bereken
(-1,2)^2=
(-1,2)^2=
A
1,44
B
-1,44
Slide 15 - Quizvraag
Bereken
-1,2^2=
-1,2^2=
A
-1,44
B
1,44
Slide 16 - Quizvraag
Bereken
=
=
52+102
A
125
B
30
C
9
D
-9
Slide 17 - Quizvraag
Bereken
(-6)^2 + (-7)^2 =
(-6)^2 + (-7)^2 =
A
-85
B
26
C
85
D
-26
Slide 18 - Quizvraag
Bereken
-6^2 + -7^2 =
-6^2 + -7^2 =
A
-85
B
+85
C
-26
D
26
Slide 19 - Quizvraag
Bereken
102−(....)2=62
A
3
B
-3
C
8
D
9
Slide 20 - Quizvraag
Bereken
(−9)2+(−12)2
A
225
B
-225
C
56
D
75
Slide 21 - Quizvraag
Bereken
−92+−122=
A
225
B
45
C
-45
D
-225
Slide 22 - Quizvraag
Negatieve getallen aftrekken
−7+−8
A
-1
B
1
C
-15
D
15
Slide 23 - Quizvraag
negatieve getallen aftrekken
−8−11
A
-19
B
3
C
-3
D
19
Slide 24 - Quizvraag
Negatieve getallen vermenigvuldigen
−7⋅−8
A
-56
B
49
C
56
D
58
Slide 25 - Quizvraag
Negatieve getallen vermenigvuldigen
7⋅−8
A
-56
B
49
C
56
D
58
Slide 26 - Quizvraag
negatieve getallen aftrekken
−12−−11
A
-1
B
1
C
-23
D
23
Slide 27 - Quizvraag
Negatieve getallen
−7+−8
A
-1
B
1
C
-15
D
15
Slide 28 - Quizvraag
negatieve getallen aftrekken
11−11−11
A
11
B
-11
C
22
D
-22
Slide 29 - Quizvraag
negatieve getallen aftrekken
12−−11
A
-1
B
1
C
-23
D
23
Slide 30 - Quizvraag
Negatieve getallen optellen
-84+(-3)=
A
87
B
81
C
-81
D
-87
Slide 31 - Quizvraag
Negatieve getallen delen
-20 : -4 =
-20 : -4 =
A
5
B
-5
C
-80
D
24
Slide 32 - Quizvraag
Ik kan met negatieve getallen rekenen
5 + - 1
5 + - 1
A
6
B
4
C
- 4
D
- 6
Slide 33 - Quizvraag
Negatieve getallen vermenigvuldigen
−7⋅6⋅−1
A
-42
B
42
C
56
D
-56
Slide 34 - Quizvraag
Het kan ook met negatieve getallen:
(-4)² = ...
(-4)² = ...
A
-16
B
16
C
-8
D
8
Slide 35 - Quizvraag
Het kan ook met negatieve getallen:
-4² = ...
-4² = ...
A
-16
B
16
C
-8
D
8
Slide 36 - Quizvraag
Negatieve getallen vermenigvuldigen
−3⋅−4⋅−2
A
-24
B
9
C
-9
D
24
Slide 37 - Quizvraag
A en B zijn negatieve getallen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 38 - Quizvraag
Negatieve getallen delen
50 : -2 =
50 : -2 =
A
52
B
-25
C
25
D
-100
