geldzaken

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

geldzaken

Wat zijn inkomsten?

Wat zijn uitgaven?

Ik betaal mijn rekeningen altijd op tijd.

1. Ja, altijd.
2. Meestal wel.
3. Ik wacht altijd op de eerste herinnering.
4. Ik ben inmiddels bevriend met de deurwaarder.

Geld maakt gelukkig

1. Ja, absoluut.
2. Nee, daar geloof ik niet in.
3. Geld is leuk, maar er zijn andere dingen die mij gelukkiger maken.

Waarvoor ren jij meteen naar de winkel als je een beetje geld krijgt?

https:

Monica heeft een gat in haar hand en geeft veel geld uit aan luxe. Wat vind je daarvan?

Lenen voor je vakantie moet kunnen.

1. Mee eens.
2. Een beetje mee eens.
3. Een beetje mee oneens.
4. Helemaal mee oneens.

Ik zou het aan zo min mogelijk mensen vertellen als ik geld geleend had.

1. Mee eens.
2. Ik zou het misschien een paar vrienden vertellen.
3. Ik schaam me er niet voor. Iedereen zou het mogen weten.

Lenen voor een dure aankoop moet kunnen.

1. Nee, het is dom om daarvoor te lenen.
2. Ik doe het niet, maar ik begrijp wel dat anderen dat doen.
3. Ik leen weleens geld, maar alleen voor belangrijke dingen.
4. Ik leen heel vaak geld. Ik zie het probleem niet.

Ik wil mijn eigen geld verdienen.

1. Ja, absoluut. Ik wil niet afhankelijk zijn van anderen.
2. Alleen als ik anders niet aan geld kan komen.
3. Ik hoop dat iemand anders mij gaat onderhouden.

Wat doe jij als je geld tekort hebt?

Als je moet lenen, kun je niet goed met geld omgaan.

1. Helemaal mee eens.
2. Een beetje mee eens.
3. Een beetje mee oneens.
4. Helemaal mee oneens.

Ik neem adviezen van mijn ouders of verzorgers altijd serieus.

1. Helemaal mee eens.
2. Een beetje mee eens.
3. Een beetje mee oneens.
4. Helemaal mee oneens.

Wie regelt jouw geldzaken?

Geldzaken regel ik het liefst zelf.

1. ja
2. nee

Ik zou me ervoor schamen als ik schulden zou hebben.

1. Ja, heel erg.
2. Een beetje misschien.
3. Nee, ik heb niet zoveel moeite met schulden.
4. Ik heb me nog nooit ergens voor geschaamd.

Ik verwacht later rijk te worden.

1. Rijk? Ik? Ik denk het niet.
2. Ach, je weet nooit...
3. Ja, die kans bestaat zeker.
4. Zeker weten. En ik weet ook al wel hoe.

Ik houd van luxe.

1. Ja, echt wel!
2. Een beetje misschien.
3. Ik heb niet zoveel met luxe.
4. Luxe interesseert me niks.

Ik wil graag sparen, zodat ik wat geld achter de hand heb.

1. Helemaal mee eens
2. Een beetje mee eens
3. Nee, ik geef het geld liever gelijk uit.
4. Sparen, wat is dat?

Ik vind het belangrijk om geld te sparen.

1. Ja, absoluut.
2. Nu misschien nog niet, maar later denk ik wel.
3. Sparen heeft niet zoveel zin, vind ik..
4. Nee, geld moet rollen!

Ik vind het moeilijk om te sparen.

1. Nee, helemaal niet.
2. Een beetje.
3. Ja, best wel.
4. Ja, heel erg.

Dure dingen koop ik pas als ik het geld bij elkaar heb gespaard.

1. Volledig mee eens.
2. Meestal wel.
3. Ik kan niet elke keer wachten als ik iets nodig heb.
4. Ik koop eerst iets en maak me daarna wel druk over het geld.

Als ik vandaag 100.000 euro zou winnen, dan zou ik als eerste ….