Voltooid en onvoltooid deelwoord

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les 4

Slide 2 - Tekstslide

  • Herhaling: Voltooid deelwoord.
  • Hoe je een voltooid deelwoord herkent.
  • Hoe je een voltooid deelwoord schrijft.
  • Wat is een onvoltooid deelwoord.
  • Hoe je een onvoltooid deelwoord herkent.
  • Hoe je een onvoltooid deelwoord schrijft.

Wat leren we?

Slide 3 - Tekstslide


Goed of fout? 
Hij heeft het kind geredt.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag


Als er staat: 'Situatie gewijzigd.'
Welke werkwoordsvorm heeft het woord GEWIJZIGD dan?
A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quizvraag


Is de persoonsvorm hieronder goed of fout geschreven?
'Dat geld voor de hele buurt.'
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag


Wat is de beste manier om een persoonsvorm in een zin te vinden?
A
De zin in een andere tijd te zetten.
B
De zin vragend te maken.
C
De zin veranderen: enkelvoud/meervoud
D
Alle werkwoorden zoeken

Slide 7 - Quizvraag


Welke voltooid deelwoorden staan in deze zin:

'Hij is fietsend naar huis gegaan.'
A
fietsend
B
gegaan
C
fietsend/ gegaan

Slide 8 - Quizvraag


Waarop eindigt het voltooid deelwoord in de zin: 

'De docent heeft de toetsen gecorrigeer.....
A
D
B
T
C
DT

Slide 9 - Quizvraag


Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin?

Slide 10 - Open vraag

Neem hele werkwoord en haal daar '-en' af = de stam
verdelen -en = verdel
Kijk naar laatste letter
verdeL = stam van het 
                werkwoord
 in XTC KoFFieSHoP of  
 T SeXy FoKSCHaaP of 
 T KoFSCHiP?
Nee
Nee
dan D- = verdeeld
Ja 
dan T
bijv fietsen = fiets= gefietst 
Schrijf een voltooid deelwoord foutloos!

Slide 11 - Tekstslide

 
  • Werkwoorden met stam Z
  • Verhuizen
  • Stam          verhuiz
  • Z niet in  T KFSCHPX.
  • Dus            D erachter.
  • Maak ik-vorm: verhuis
  • Zet D erachter.
  •                    verhuisd
 
  • Werkwoorden met stam V
  • Erven
  • Stam              erv
  • V niet in t kofschip
  • Dus                D erachter.
  • Maak ik-vorm: erf
  • Zet D erachter.
  •                      erfde / geërfd


VD net even anders

Slide 12 - Tekstslide

Voltooid deelwoord - zwakke werkwoorden 
  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een 't' of 'd' bij zwakke werkwoorden.
  • Twee manieren om te weten te komen hoe je het voltooid deelwoord schrijft: 
- Maak het woord langer. Vaak hoor je of je een d of een t moet schrijven. 
- ’t sexy fokschaap of 't ex kofschip (alleen de medeklinkers)
Infinitief van het ww min –en. Zit de laatste letter in ’t sexyfokschaap of 't ex kofschip, dan schrijf je een T. Zit de laatste letter er niet in, dan schrijven we een d.

Voorbeeld:
De artikelen zijn besteld.
Zij hebben hard gefietst.

EEN VOLTOOID DEELWOORD EINDIGT NOOIT OP -DT

Slide 13 - Tekstslide

Voltooid deelwoord - sterke werkwoorden
Een voltooid deelwoord eindigt meestal op 'en' bij sterke werkwoorden. Verder schrijven we het zoals je het hoort.

Voorbeelden:
Ik heb mijn zusje met haar huiswerk geholpen.
Wij hebben voor oma gezongen
De spullen zijn door mijn moeder gekocht.
Hij heeft van het feest genoten.


Slide 14 - Tekstslide

  • Er gebeurt iets op dit moment of iets is nog niet voltooid.
  • Hele werkwoord                 D erachter.
  • Je kunt het onvoltooid deelwoord ook voor een zelfstandig naamwoord zetten. Soms moet je er dan een E achter zetten.
  • Lopen                   lopend - de lopende man
Onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
  • Een onvoltooid deelwoord is een woord dat aangeeft hoe iemand bezig is. Vaak doet iemand iets, terwijl hij/zij tegelijkertijd ook iets anders aan het doen is.
  • We schrijven het onvoltooid deelwoord op als infinitief (hele werkwoord) + D en soms +DE
  • Gapend fietste hij ’s ochtends naar school. Pratend aten de kinderen hun eten op. Lachend deden de kinderen daarna een spelletje. Huilend van het lachen viel ze van haar stoel.



Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan het onvoltooid deelwoord vinden in een zin
0100

Slide 19 - Poll

Ik kan het onvoltooid deelwoord schrijven in een zin
0100

Slide 20 - Poll

Ik kan het voltooid deelwoord vinden in een zin
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik kan het voltooid deelwoord schrijven in een zin
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Wat is in onderstaande zin het hulpwerkwoord en wat is het voltooid deelwoord?
Tim wordt door de reddingswerkers gezocht.

Slide 23 - Open vraag

Benoem het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord.
De kinderen hebben erg hard gewerkt op school.
A
Hebben & gewerkt
B
Hebben & erg hard
C
Gerwerkt op school
D
De kinderen hebben gewerkt

Slide 24 - Quizvraag

Vul de goede vorm in (pvtt): Het (sneeuwen) al sinds vanochtend zeven uur.

Slide 25 - Open vraag

TT: Een goede kok (proeven) zijn eten tijdens het koken.

Slide 26 - Open vraag

VT: De hele ochtend (wachten) ik op een telefoontje van mijn werk.

Slide 27 - Open vraag

Gisteren heb ik de blouse (ruilen) voor een broek.

Slide 28 - Open vraag

Bij de klantenservice (worden) veel (klagen) over de slechte wifiverbinding.

Slide 29 - Open vraag

 Bijvoeglijk naamwoord
  • Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).

  • Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op een –t of een –d. Dan schrijf je een –e bij het bijvoeglijk naamwoord. 
  • De vergrote foto is mij heel dierbaar. Het geredde kind staat op de kant. De uitgebrande woningen staan op instorten. 

  • Bij sterke werkwoorden zijn het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde: De jongen is gevallen. De gevallen jongen. De geschrokken bejaarde.




Slide 30 - Tekstslide

Tip: maak het 'supersimpel'!
Kun je het woord vervangen door 'supersimpele'? Dan schrijf je het deelwoord zo kort mogelijk! 
Hij vergrootte de foto. ---> de ..... foto (vergroten)
vergrootte of vergrote? 
--> de 'supersimpele' foto!
dus: vergrote

Slide 31 - Tekstslide

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord op.
Het .......(doden) hert werd door de dierenambulance ....... (ophalen)

Slide 32 - Open vraag

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord op.
De .......(verwoesten) kathedraal is nooit meer ....... (opbouwen).

Slide 33 - Open vraag

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op.
1. De meiden verkleden zich als Kardashians . —>
2. De ........ meisjes (verkleden)

Slide 34 - Open vraag

Schrijf het onvoltooid deelwoord op.
........ ging hij het veld over. (rennen)

Slide 35 - Open vraag

Schrijf het onvoltooid deelwoord op.
Je moet geen ........ honden wakker maken. (slapen)

Slide 36 - Open vraag

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op.
1. Het proefwerk is gemaakt. —> 2. Het ........ proefwerk. (maken)

Slide 37 - Open vraag

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op.
1. We verliezen de wedstrijd. —> 2. De ........ wedstrijd (verliezen)

Slide 38 - Open vraag

Ik kan deelwoorden als bijvoeglijke naamwoord goed spellen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll