Het delend lidwoord / chapitre 5 bron D

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

Het delend lidwoord / L'article partitif

bestaat niet in het Nederlands.

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.

Ik eet vlees.

Je mange de la viande.

Ik wil graag croissantjes.

Je voudrais des croissants.

De delende lidwoorden

Omdat het in de Nederlandse taal niet bestaat, kun je het niet vertalen.

du (de + le)	van de/het
de la	van de/het
de l'	van de/het
des (de + les)	van de

Letterlijke betekenis

<--

Het delend lidwoord

Du (mannelijk)

De la (vrouwelijk)

De l' (klinker, stomme h)

Des (meervoud)

Deze gebruik je als we in het Nederlands niets zeggen! 

Voorbeelden:

Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_frietjes etc.)

mnl	du	je bois du café
vrl	de la	elle mange de la salade
mv	des	Je voudrais des frites
klinker/h	de l'	J'ai de l' argent

Maar: delend lidwoord wordt de/d' :

1. na ontkenning (il n' a pas de copains, hélas)

2. na hoeveelheidswoord (elle a mangé beaucoup de tartines au petit déjeuner)

De ontkenningen:

niet, geen       = ne ...... pas

niet meer       = ne ...... plus

nooit                = ne ...... jamais

niets                 = ne .... rien

nog niet          = ne ...... pas encore

    

• Op de puntjes komt de persoonsvorm van de zin.

• Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

In je boek op blz. 22 en 41 staan nog meer woorden van hoeveelheid.

Welke vier delende lidwoorden zijn er dus in een gewone zin?

1. du, de la, des, de l'
2. de les, de la, de le, des
3. des, da, du , de l'
4. geen

na een ontkenning of een hoeveelheid krijg je ...... of ............

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.

Je mange ... croissants.

Elle boit ... eau minérale.

Ils achètent ... pain.

Elle n'a pas ... chips.

On a peu ... argent

du

d'

de

des

de l'

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète ..... pain (m)

1. des
2. de la
3. du
4. de

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe. (v)

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.' (m)

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies de juiste vorm van het delend lidwoord

1. j'achète de la beurre
2. j'achète du beurre
3. j'achète le beurre

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange. (m)

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... salade.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Je prends ..... vin (m)

1. de la
2. du
3. de l'
4. des

Je mange ........ viande. (v)

1. de
2. d'
3. du
4. de la

Maar let op ( extra regel) !

Na de werkwoorden aimer, préferer, adorer en détester

gebruik je le/la/les/l'!

• Ik hou van thee

J'aime le thé.

• Ik ben dol op pizza!

J'adore la pizza!

• Ik heb een hekel aan bonen.

Je déteste les haricots

Wanneer krijg je weer een gewoon lidwoord?

1. na een hoeveelheid
2. na een werkwoord met een gevoel
3. na een komma

Samenvatting:

Du / de la / de l' / des --> als we in het NL geen lidwoord gebruiken

Deze delende lidwoorden veranderen in De / d' na een woord van hoeveelheid en een ontkenning.

Le / la / l' / les --> bij de 'sterke ww' aimer, détester, préférer, adorer

Je ne mange pas _____ légumes.

Je mange _____ oranges.

Je mange 3 kilos _____ frites.

J'adore _____ glaces.

Au travail - aan het werk

Havo:

opdr. 15, 16abdef

Vwo:

opdr. 15, 16, 17

Vous avez compris ???