hoofdstuk 5

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het delend lidwoord
Stappenplan:
1) woord van hoeveelheid?
de / d'
2) werkwoord van gevoel?
le / la / l' / les
3) niets van bovenstaande?
du / de la / de l' / des

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.'
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois un verre ...... eau.
A
d'
B
de la
C
de l'
D
de

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
J'adore ...... frites.
A
de
B
des
C
du
D
les

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange beaucoup ...... croissants.
A
du
B
de
C
les
D
des

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu aimes ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de
C
le
D
de la

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je prends ..... vin
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je déteste ..... poisson.
A
de la
B
la
C
du
D
le

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

venir = komen

Slide 14 - Tekstslide

Het beste moet nog komen.
Dat is vandaag het werkwoord venir
Onregelmatig werkwoord

Venir - Présent 
Nederlands
Frans
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
Hij / Zij / Men komt
Il / Elle / On vient
Wij komen
Nous venons
Jullie komen / U komt
Vous venez
Zij komen
Ils / Elles viennent

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz: Venir

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VENIR  KOMEN
ILS/ELLES
VOUS
NOUS
TU
JE
VIENNENT
VENEZ
IL
ELLE
VENONS
VIENS
VIENT
VIENS

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Venir

Ik kom
A
je vens
B
je viens
C
je suis venu

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

venir : vous ....
A
venez
B
venisez
C
venirez

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

venir: ils ........
A
venient
B
viennent
C
venirent

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nous........(venir)
A
viens
B
venez
C
viennent
D
venons

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elles ........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tu.....(venir)
A
vient
B
viens
C
viennent
D
venons

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies