3HV H5 Paragraaf 2 Personeel en productie

3HV H5 Paragraaf 2 Personeel en productie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3HV H5 Paragraaf 2 Personeel en productie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillende onderdelen onderscheiden van de loonkosten van de werkgever.
  • Je kunt de loonkosten per product berekenen.
  • Je kunt uitleggen welke factoren de arbeidsproductiviteit kunnen verhogen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Brutoloon


Premies volksverzekeringen (gebruikt voor betalen van uitkeringen)
Loonbelasting
Nettoloon (krijg je op je rekening gestort)
Loonkosten


Pensioenpremie,  zorgpremie plus sociale premies (WW en WIA)
>

Slide 4 - Tekstslide

Loonkosten

1) brutoloon werknemer

2) premies werkgever

Slide 5 - Tekstslide

Brutoloon en nettoloon
Brutoloon: het bedrag dat de werkgever aan jou betaalt. Hier gaat nog een aantal bedragen vanaf.

Nettoloon: Het bedrag wat uiteindelijk op je rekening wordt gestort.

Slide 6 - Tekstslide

Welke bedragen worden er nog ingehouden?
  • Loonbelasting
  • Premies volksverzekeringen
  • Premies werknemersverzekeringen
  • Pensioenpremie

Loonbelasting + premies volksverzekeringen = loonheffing

Slide 7 - Tekstslide

Inhoudingen
  • Loonbelasting: zorgt ervoor dat je aan het eind van het jaar niet opeens een groot bedrag aan belasting moet betalen.
  • Premies volksverzekeringen: volksverzekeringen verzekeren iedere Nederlander tegen verlies aan inkomen (Aow / Anw). 
  • Premies werknemersverzekering: het deel van de sociale verzekeringen die de werknemer betaalt (WW/WIA).
  • Pensioenpremie: werknemers bouwen pensioen op dat ze maandelijks uitgekeerd krijgen als ze met pensioen gaan.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld loonstrook

Slide 9 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Hoeveel stuks een werknemer per tijdseenheid kan produceren.

Kan verhoogd worden door:
  • mechanisatie (lichamelijke arbeid)
  • automatisering (geestelijke arbeid)
  • scholing
  • betere arbeidsverdeling

Slide 10 - Tekstslide

Loonkosten per product
= loonkosten : aantal geproduceerde goederen

Hogere loonkosten --> hogere loonkosten per product
Hogere arbeidsproductiviteit --> meer geproduceerde goederen, dus lagere loonkosten per product

Slide 11 - Tekstslide

Wat wordt niet ingehouden op het brutoloon van de werknemer?
A
Loonheffing
B
Pensioenpremies
C
Premies volksverzekeringen
D
Premies werkgeversverzekeringen

Slide 12 - Quizvraag

Loonheffing bestaat uit premies werknemersverzekeringen, loonbelasting en pensioenpremies
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Groot BV heeft drie medewerkers die ieder € 2.000 aan brutoloon verdienen. De werknemerspremies zijn 16,8% en de werkgeverspremies 8,2%. Wat zijn de personeelskosten van Groot BV? (geen punten, komma's of eurotekens)

Slide 14 - Open vraag

Sloop heeft twee medewerkers: Bilal en Lilly. Bilal werkt 32 uur en produceert in een week 1.600 producten. Lilly produceert 30 producten per half uur. Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit?
A
Bilal
B
Lilly

Slide 15 - Quizvraag

Sloop heeft twee medewerkers: Bilal en Lilly. Bilal produceert 50 per uur en Lilly 60 per uur. Bilal heeft loon van € 2.400 per maand op basis van 32 uur. Lilly verdient € 3.120 per maand op basis van 40 uur. Wie heeft de laagste loonkosten per product?
A
Bilal
B
Lilly

Slide 16 - Quizvraag