e6- Gramm. zinsdelen- Over de bedrijvende en lijdende vorm-havo3

Leerdoelen


Na deze les kun je onderscheid maken tussen de bedrijvende en lijdende vorm plus zinnen met een lijdende vorm herschrijven in de bedrijvende vorm en omgekeerd.








1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen


Na deze les kun je onderscheid maken tussen de bedrijvende en lijdende vorm plus zinnen met een lijdende vorm herschrijven in de bedrijvende vorm en omgekeerd.








Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bedrijvend
- Het onderwerp voert iets uit en is dus actief: De hond rent achter de bal aan.

Lijdend
- Het onderwerp ondergaat de handeling en is dus passief: De vaatwasser wordt uitgeruimd.

- Het werkwoord worden wordt toegevoegd. 

- Het wordt door iets of iemand gedaan.

Slide 3 - Tekstslide


De speler heeft een prachtig doelpunt gemaakt.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 4 - Quizvraag


De brieven worden door de postbode bezorgd.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 5 - Quizvraag


De computer wordt door de man gekocht.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 6 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
De man koopt een computer.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 7 - Quizvraag

Van bedrijvend naar lijdend
• Zet het lijdend voorwerp voorop.
• Ga verder met een vorm van het werkwoord 'worden'.
• Maak van een van de werkwoorden van de zin een voltooid deelwoord.
• Zet voor het onderwerp het woordje 'door'. Stap 3 en 4 kun je ook omdraaien.

Slide 8 - Tekstslide

Van bedrijvend naar lijdend
• Zet het lijdend voorwerp voorop.
• Ga verder met een vorm van het werkwoord 'worden'.
• Maak van een van de werkwoorden van de zin een voltooid deelwoord.
• Zet voor het onderwerp het woordje 'door'. Stap 3 en 4 kun je ook omdraaien.
De leerlingen maken de opdrachten.
De opdrachten worden door de leerlingen gemaakt. 

Slide 9 - Tekstslide

Maak de zin lijdend:
De leerlingen maken het huiswerk.

Slide 10 - Open vraag

Maak de zin lijdend:
Peter ruimt zijn kamer op.

Slide 11 - Open vraag

Maak de zin lijdend:
Het groepje maakt samen een werkstuk.

Slide 12 - Open vraag

Maak de zin lijdend:
Lisa ontvangt een prijs.

Slide 13 - Open vraag

Maak de zin lijdend:
De jarige deelt snoep uit aan de klas.

Slide 14 - Open vraag

Maak de zin lijdend:
Simone koopt een jas.

Slide 15 - Open vraag

Maak de zin lijdend:
Mijn tante verschoont de luier.

Slide 16 - Open vraag

Aan het werk
Wat?
Werkblad opdracht 1 t/m 4 (af in de les!) 
Klaar? Nakijken en daarna werken aan fictieopdracht

Hoe?
15 min ZS
ZS: geen vragen stellen
Overige tijd ZF
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide