oefenen Bloktoets blok 1 KGT2 versie B (RvL)

oefenen voor bloktoets blok 1 
Je mag deze opdrachten opzoeken in je boek, blz 9 tm 46

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefenen voor bloktoets blok 1 
Je mag deze opdrachten opzoeken in je boek, blz 9 tm 46

Slide 1 - Tekstslide

spellingcontrole uitzetten! 
Zet je spellingcontrole uit.
Dat doe je zo:
instellingen van je iPad - algemeen - controleer spelling - UIT

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica 

Slide 3 - Tekstslide

Doe met de volgende zin de tijdproef.

Zijn zus zal morgen haar huiswerk maken.

Slide 4 - Open vraag


Mijn buurvrouw zal zorgen voor de koffie.
pv =

Slide 5 - Open vraag

De oma van Kees heeft een bos bloemen geplukt.
onderwerp =

Slide 6 - Open vraag

werkwoordsvorm
Er komen een aantal zinnen. 
Neem uit de zin alle werkwoorden over. 
Noteer per werkwoord met welke vorm je te maken hebt.
 
voorbeeld: Ik heb lekker gefietst gisteren
Jij noteert: heb (pv) gefietst (vdw)

Slide 7 - Tekstslide

Welke boodschappen heb jij gedaan?

Slide 8 - Open vraag

Dat moet je toch kunnen zien?

Slide 9 - Open vraag

Een zin bestaat altijd uit 2 basisdelen.
1 deel zegt wat er gebeurt.
Wat doet het andere deel?

Slide 10 - Open vraag

Maak een correcte basiszin met het voltooid deelwoord van het werkwoord 'rijden'.

Slide 11 - Open vraag

Breid je zin van de vorige slide uit met twee zinsdelen.
Het ene zinsdeel geeft antwoord op de vraag 'wanneer' en het andere op de vraag 'waar'.

Slide 12 - Open vraag

De voorzitter van de voetbalclub mag volgende week een prijs ophalen

hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 13 - Quizvraag


De leden van de handbalclub verloren gisteren de wedstrijd.
pv =

A
de leden van de handbalclub
B
verloren
C
gisteren
D
de wedstrijd

Slide 14 - Quizvraag

Mijn zieke hondje heeft van de dierenarts nieuwe medicijnen gekregen.

ond =

A
Mijn zieke hondje
B
heeft gekregen
C
van de dierenarts
D
nieuwe medicijnen

Slide 15 - Quizvraag

Maak een zin met 'verhuizen', waarin 'verhuizen' de persoonsvorm is. De zin moet in het enkelvoud staan en in de tegenwoordige tijd.

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met 'landen', waarin 'landen' de persoonsvorm is. De zin moet in het enkelvoud staan en in de tegenwoordige tijd.

Slide 17 - Open vraag

Een reis naar Egypte is erg mooi. De piramides zijn prachtig. Ze hebben er ook prachtige natuurgebieden.

Noteer alle klankveranderende werkwoorden:

Slide 18 - Open vraag

In de lente bloeit de hele natuur weer op. De vogeltjes fluiten hun lied en de knoppen aan de bomen komen uit. De lente maakt me altijd vrolijk. Ik wil er zelfs door zingen!

Noteer alle klankvaste werkwoorden:

Slide 19 - Open vraag

zinnen aanvullen
Er komen vijf zinnen. 
Maak de zin compleet door de juiste persoonsvorm in te vullen in de verleden tijd.
Je hoeft alleen het antwoord op te schrijven, dus niet de hele zin. 

Slide 20 - Tekstslide


Ik ... (houden) vroeger erg van chocola, maar nu meer van appeltaart. (v.t)

Slide 21 - Open vraag


Na school ... (eten) de scholieren elk vier tosti's. (v.t)

Slide 22 - Open vraag

De jarige jop ... (genieten) van de mooie cadeautjes. (v.t)

Slide 23 - Open vraag


De jongen... (verbreken) zijn belofte. (v.t)

Slide 24 - Open vraag


De jarige job ... (genieten) enorm van zijn feest. (v.t)

Slide 25 - Open vraag

De vogeltjes hebben de hele ochtend vrolijk ... (fluiten) (v.t)

Slide 26 - Open vraag

zinnen aanvullen
Vul de zinnen aan met het juist gespelde voltooid deelwoord. 
Je hoeft alleen het antwoord op te schrijven, dus niet de hele zin.

Slide 27 - Tekstslide

De verliefde jongen heeft de hele dag naar zijn meisje ... (staren)

Slide 28 - Open vraag

De kandidaat is tot zijn spijt niet ... (verkiezen)

Slide 29 - Open vraag

De kozijnen zijn in het nieuwe huis (plaatsen)

Slide 30 - Open vraag

De uitsmijter heeft de relschoppers eruit ... (gooien)

Slide 31 - Open vraag

Over taal 

Slide 32 - Tekstslide

Het examen bestaat uit 5 onderdelen.

Wat betekent 'bestaat uit'?
A
verdeeld over een gebied
B
maakt duidelijk
C
vindt het goed
D
heeft

Slide 33 - Quizvraag

Mijn beugel wordt door de verzekering betaald. Mijn ouders betalen wel extra premie daarvoor.

Wat betekent 'premie'?
A
geld wat je betaalt aan de verzekering
B
geld wat je betaalt aan de orthodontists
C
geld wat je betaalt aan de belasting
D
geld wat je betaalt aan de tandarts

Slide 34 - Quizvraag

De wethouder heeft het plan ingediend

'wethouder' betekent:

Slide 35 - Open vraag

De ... van mijn moeder wil dat ze ook in het weekend gaat werken.
A
wethouder
B
overheid
C
werkgever
D
werknemer

Slide 36 - Quizvraag

Wat betekent 'afkeuren'?

Slide 37 - Open vraag

wat betekent 'onderverdelen'?

Slide 38 - Open vraag

'De overvaller van de juwelierswinkel is opgepakt en vastgezet. Hij zit opgesloten in de gevangenis.'

Zoek een synoniem voor 'vastgezet' in de zin. Schrijf alleen het synoniem op.

Slide 39 - Open vraag

Het leesplan kun je samenvatten in 3 woorden of stappen. Wat is de goede volgorde?
A
begrijpen / verwerken / verkennen.
B
verkennen / begrijpen / verwerken
C
verwerken / begrijpen / verkennen
D
verkennen / verwerken / begrijpen

Slide 40 - Quizvraag

Lezen
Lees de tekst hiernaast grondig.
Beantwoord dan de vragen.

Slide 41 - Tekstslide

schrijf uit de tekst een synoniem voor het woord 'latrine'.

Slide 42 - Open vraag

schrijf uit de tekst een synoniem voor het woord 'poep'.

Slide 43 - Open vraag

Wat is de tekstsoort van deze tekst?

Slide 44 - Open vraag

Wat bedoelt de schrijver met 'ze sloegen stijl achterover' (r.5)

Slide 45 - Open vraag

Wat is de bron van deze tekst?

Slide 46 - Open vraag

Ik vond deze oefening:
A
Moeilijk
B
makkelijk
C
een beetje er tussenin

Slide 47 - Quizvraag

Welk onderdeel denk je dat je voor de toets beter moet leren/voorbereiden?

Slide 48 - Open vraag

Bijna klaar...
Vergeet niet op de X te drukken en de toets in te leveren. 
Als je dat gedaan hebt mag je de spellingcontrole weer aanzetten:

instellingen > algemeen > controleer spelling > AAN

Slide 49 - Tekstslide