Stroomsterkte (A): hoeveelheid lading (Coulomb) dat per seconde een bepaalde punt passeert.
1A=1C/s
Spanning (V): verschil in elektrische energie (Joule) per lading(Coulomb) tussen twee punten.
1V = 1J /C
I(A)=t(s)Q(C)
U(V)=Q(C)ΔE(J)
Slide 7 - Tekstslide
Bekijk deze eenvoudige schakeling. Bereken hoeveel elektronen er per seconde door het lampje gaan.
Slide 8 - Open vraag
Bekijk deze eenvoudige schakeling. Bereken hoeveel energie elk elektron met zich mee neemt
Slide 9 - Open vraag
Aardlekschakelaar; springt bij een lekstroom van 30 mA en voorkomt schokken.
Slide 10 - Tekstslide
Randaarde; Als een apparaat onder spanning staat gaat de stroom door de aarddraad i.p.v. jou.
Slide 11 - Tekstslide
Overbelasting
Stroom per groep mag niet meer dan 16A zijn.
Meer = brandgevaar
Teveel apparaten - overbelasting
Zolang totale vermogen niet meer
dan 3,7 kW is, geen probleem
Slide 12 - Tekstslide
Kortsluiting:
Weerstand klein in elektriciteitsdraden.
Als stroom een ander weg (niet door apparaat) kan nemen
- Kortsluiting: veel te kleine weerstand
Slide 13 - Tekstslide
ooo neee dit vond ik vorig jaar ook al zo lastig.
Slide 14 - Tekstslide
Wet van Ohm
Laten we eens kijken hoe het zit met de stroomsterkte in een aantal verschillende schakelingen. In een serieschakeling gaat alle lading door alle lampjes heen, en dus ook alle stroom gaat door alle lampjes heen, zoals in de afbeelding hiernaast.
De hoeveelheid lading die uit de spanningsbron stroomt is dus gelijk aan de hoeveelheid lading die het rechter lampje in stroomt en even later het linker lampje in stroomt. De stroomsterkte is in een serieschakeling dus in alle onderdelen gelijk:
Itot=I1=I2=I3=...
Slide 15 - Tekstslide
Stroomsterkte in parallel
In een parallelschakeling zijn er meerdere stroomkringen waarover de lading zich verdeelt. Hoe de stroomsterkte zich verdeelt hangt af van de weerstand van de lampjes.
Alleen als de lampjes dezelfde weerstand hebben, zal de stroomsterkte door beide lampjes gelijk zijn.
Itot=I1+I2+I3+...
Slide 16 - Tekstslide
Stroomsterkte in gemengd
Laten we nu een gemengde schakeling bestuderen. Hieronder zien we 4 A uit de spanningsbron stromen. Al deze lading komt aan bij de rechter lamp. Hier is de stroomsterkte dus ook 4 A. Daarna splitsen de ladingen op. Stel dat 1 A bovenlangs gaat, dan weet je dat de rest (3 A) onderlangs moet gaan.
In de onderstaande afbeelding stroomt 10 A uit de spanningsbron. Bij punt P splitsen de ladingen op. Als blijkt dat 2 A linksaf gaat, dan moet de rest (8 A) dus bovenlangs gaan. Deze 8 A gaat door beide bovenstaande lampjes heen. Door elk bovenste lampje stroomt dus 8 A.
Slide 17 - Tekstslide
Stroomsterkte in gemengd
Laten we nu een gemengde schakeling bestuderen. Hieronder zien we 4 A uit de spanningsbron stromen. Al deze lading komt aan bij de rechter lamp. Hier is de stroomsterkte dus ook 4 A. Daarna splitsen de ladingen op. Stel dat 1 A bovenlangs gaat, dan weet je dat de rest (3 A) onderlangs moet gaan.
In de onderstaande afbeelding stroomt 10 A uit de spanningsbron. Bij punt P splitsen de ladingen op. Als blijkt dat 2 A linksaf gaat, dan moet de rest (8 A) dus bovenlangs gaan. Deze 8 A gaat door beide bovenstaande lampjes heen. Door elk bovenste lampje stroomt dus 8 A.
Slide 18 - Tekstslide
Stroomwet van Kirchhoff (VWO)
We kunnen de concepten van serie en parallel ook wiskundig samenvatten met behulp van de zogenaamde stroomwet van Kirchhoff.
Als we stromen die naar een knooppunt toe gaan positief noemen en stromen die van een knooppunt af gaan negatief, dan kunnen we dat wiskundig noteren als:
Hierin is de hoofdletter sigma (staat vóór de I) het opsommingsteken voor alle stroomsterktes. Het kan ook genoteerd worden als:
Nogmaals dit geldt alleen voor stromen die samenkomen in een knooppunt. Met onderstaand voorbeeld kunnen we dit uittesten. In punt P zijn 3 stromen aanwezig:
ΣI=0
IP=1+3−4=0
IP=I1+I2+I3+...=0
Slide 19 - Tekstslide
Spanning in serie
Laten we nu de spanning bestuderen. Hiernaast zien we bijvoorbeeld een serieschakeling. Elke lading gaat in deze schakeling door beide lampjes heen. Als gevolg moet elke lading zijn energie verdelen over de twee lampjes. De 40 V aan spanning wordt dus verdeeld over de lampjes.
Hoe de spanning precies verdeeld wordt hangt af van de weerstand van de lampjes. Alleen als de lampjes dezelfde weerstand hebben, zal de spanning over beide lampjes gelijk zijn.
Utot=U1+U2+U3+...
Slide 20 - Tekstslide
Spanning in parallel
In een parallelschakeling gaat een enkele lading maar door één lampje heen. Elke lading besteed dus al zijn energie in slechts één lampje.
Als de spanningsbron een spanning van 20 V heeft, dan heeft in een parallelschakeling elk lampje dus ook een spanning van 20 V. Het veranderen van de weerstanden heeft hier geen invloed op.
Utot=U1=U2=U3=...
Slide 21 - Tekstslide
Spanning in gemengd
Nu is het tijd voor gemengde schakelingen. De onderstaande schakeling bestaat uit twee stroomkringen (waarvan één in rood aangegeven). Sommige ladingen gaan door de ene stroomkring en sommige ladingen gaan door de andere stroomkring. In elke stroomkring moet een coulomb aan lading in totaal 12 J kwijtraken (want de spanningsbron is 12 V).
Als gegeven is dat over rechter lamp een spanning van 8 V staat, dan moet over de twee identieke linker lampen dus elk een spanning van 4 V staan. Op deze manier wordt in elke stroomkring 12 J aan energie besteed. Voor elke stroomkring geldt dus dat de spanning van de spanningsbron gelijk is aan de spanning van de onderdelen in deze stroomkring tezamen.
Slide 22 - Tekstslide
Nee en ook nog eens de wet vn Kirchhoff
Maar ik ga wel proberen de puzzel op te lossen.
Slide 23 - Tekstslide
Opgaven (VWO)
Opgave 9 (VWO)
Bereken met de wet van Kirchhoff de waarde van U1 en U2 in de onderstaande schakeling. De pijlen in de afbeelding geven de stroomrichting aan.