3V Klucht van de koe

Welkom! 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
Terugblik vorige les
Start: De klucht van de koe 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les 
Hoofd- en bijzinnen
Nevenschikking en onderschikking 

Slide 3 - Tekstslide




3V Klucht van de koe les 1

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen 
  • Kennismaking met het literaire werk "Klucht van de koe" van Bredero.
  • Begrip van de historische en culturele context van de 17e eeuw in Nederland.
  • Analyse van de humor, personages en thema's in het stuk.
  • Het kunnen herkennen van literaire technieken en stijlelementen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video


Belangrijke begrippen 

Slide 7 - Tekstslide

  • Klucht: komisch toneelstuk, veelvoorkomende motieven zijn goedgelovigheid, overspel en dronkenschap. De bedoeling ervan was gewoon even lekker lachen en een beetje leren hoe het niet moet. De eerste Nederlandse kluchten stammen uit de 14de eeuw.
  • Eén van de personages is een gauwdief: dat is een slimme, geslepen dief. ‘gauw’ betekent ‘vlug’ of ‘snel’.
  • Een ander personage is een optrekker: dat is een slampamper, pierewaaier, losbol, doordraaier.
  • Rederijkerskamer: Rederijkers (1450-1650) In de vijftiende eeuw werden overal in de Nederlanden rederijkerskamers gesticht: verenigingen waar stedelingen samen kwamen om met elkaar literatuur te beoefenen. Rederijkers organiseerden regelmatig besloten bijeenkomsten en grote publieke feesten en wedstrijden waar toneelstukken werden opgevoerd en gedichten voorgedragen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Lees mee
Regel 1 t/m 81, de introductie van Gijsje de gauwdief 
  • Teken of schrijf tijdens het luisteren op je bordje belangrijke dingen uit dit deel van het verhaal

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 7: rijm 

Slide 11 - Tekstslide

Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank.

Kijk maar naar het gedicht hiernaast:

Slide 12 - Tekstslide

Rijmschema
Van het eindrijm kun je een rijmschema maken. 
Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter. De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welkom! 
Klucht van de koe les 2 

Slide 18 - Tekstslide

Programma 
  • Check werkwoordspelling 
  • Verder met Klucht van de koe 

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoordspelling 
Lees de opdracht
Schrijf individueel een verhaaltje waarin je de werkwoorden op de juiste manier gebruikt

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7: rijm 
  • De introductie van Gijsje, de gauwdief, is volledig op eindrijm geschreven. 
  • Bekijk de originele tekst van Bredero.
  1. Beschrijf het rijmschema van de eerste tien regels in letters: Hoe heet deze vorm van eindrijm? Kies uit: gepaard, omarmend, gekruist of verspringend rijm.
  2. Bekijk of Bredero mannelijk en/of vrouwelijk eindrijm gebruikt. Mannelijk eindrijm betekent dat er één klank rijmt en dat die klank beklemtoond is (voorbeeld: kok – stok). Vrouwelijk eindrijm betekent dat er twee klanken rijmen waarvan de voorlaatste klank beklemtoond is (voorbeeld: kopen – lopen).
  3. Wat valt op aan het gebruik van mannelijk en vrouwelijk eindrijm?



Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 7
  • AA BB CC DD EE -> gepaard rijm 
  • mannelijk 1/2 barst knarst; 7/8 straf graf 
  • vrouwelijk 3/4 verwerven sterven; 5/6 seggen leggen; 9/10 ontsprongen bevongen 
  • Wat valt op aan het gebruik van mannelijk en vrouwelijk eindrijm? Het is niet helemaal 100 %, maar gemiddeld genomen volgt op een mannelijk rijmend paar een vrouwelijk rijmend paar, vooral als je meer dan de eerste tien regels bekijkt.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

- r. 1 Een kruik gaat zo lang te water tot hij barst
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 24 - Quizvraag

- r. 2 een boog kan met spannen tot hij in stukken breekt
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 25 - Quizvraag

- r. 9 – die dans ben ik gelukkig ontsprongen
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 26 - Quizvraag

- r. 18 – dames van plezier
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 27 - Quizvraag

- r. 20-24 het geld is blij dat het bevrijd is uit de geldkist
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 28 - Quizvraag

- r. 29 – zijn ze er als de kippen bij
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 29 - Quizvraag

Lees mee
Regel 82 t/m 132: Gijsje, de gauwdief, komt aan bij de boer, Dirk Tijssen
  • Teken of schrijf tijdens het luisteren op je bordje belangrijke dingen uit dit deel van het verhaal

Slide 30 - Tekstslide

Lees mee
Regel 133 t/m 165: introductie van Joosje, de pierewaaier 
  • Teken of schrijf tijdens het luisteren op je bordje belangrijke dingen uit dit deel van het verhaal

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 8 
  1. De pierewaaier leert ons een belangrijke les. Welke les is dat?
  2. Hij gebruikt veel stijlfiguren en ook beeldspraak om ons van die les te overtuigen. Markeer in de originele tekst van Bredero met een markeerstift alle opsommingen die hij gebruikt.
  3. Citeer drie voorbeelden van beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie) en benoem ze.

Slide 32 - Tekstslide

opdracht 8 
r. 137: Een vrouw is het ergste wat een man kan overkomen

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 8 
r. 142 metafoor 
r. 147 metafoor en metafoor 
r. 150 metafoor 
r. 151 metafoor 
r. 152 metafoor 
r. 153 vergelijking 
r. 154 vergelijking 
r. 159 vergelijking

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide